Arno Pijpers is de nieuwe technisch manager van FC Utrecht. Dat heeft de club dinsdag bekendgemaakt. Pijpers volgt in deze functie Jan Willem van Ede op.
Pijpers (45) heeft een contract getekend voor onbepaalde tijd en begint per direct. In de functie van technisch manager geeft Pijpers leiding aan alle voetbaltechnische zaken binnen FC Utrecht. Zo is hij verantwoordelijk voor de organisatorische gang van zaken rondom het eerste team, het beloftenteam, de jeugdopleiding en het scoutingapparaat. Dit alles onder de eindverantwoordelijkheid van Foeke Booy.
Pijpers heeft reeds een lange carrière achter de rug in het betaalde voetbal. Zo was hij van 2000 tot november 2004 nog actief als bondscoach van het nationale team van Estland. Pijpers had in die periode een dubbelfunctie, want hij trainde tevens de club FC Flora Tallinn waarmee hij in 2001 en 2003 landskampioen werd van Estland.
‘Als coach, docent van onze jonge spelers en een van de grondleggers van een trainersopleiding in Estland heeft Pijpers perfect werk afgeleverd’, zei Indrek Kannik, voorzitter van de Estse bond na het vertrek van de Nederlander.
Voor het buitenlands avontuur werkte Pijpers vanaf 1997 als hoofd van de jeugdopleidingen van de KNVB. Pijpers was in die functie nauw betrokken bij de uitvoering van het Jeugdplan Nederland, had onder meer de leiding over de districtscoaches en was assistent-coach bij het Olympisch elftal.
In 1993 behaalde Arno Pijpers zijn diploma Coach Betaald Voetbal en van 1993 tot 1997 was hij manager van de jeugdopleiding van Feyenoord.
In De Voetbaltrainer 81 kwam Arno Pijpers aan het woord als stafmedewerker bij de KNVB.
Jeugdopleiding
Arno Pijpers: “De KNVB moet er in samenwerking met de BVO’s voor zorgen dat de jeugdopleiding in Nederland nog beter wordt. Regelmatig komen we bij elkaar met de hoofden jeugdopleiding om over die doelstelling te discussiëren. In Nederland is goed ingeworteld dat het bij het opleiden van jeugdspelers gaat om doelen op langere termijn. Bij elke leeftijdscategorie hoort een aparte leerdoelstelling. De gemiddelde jeugdtrainer in Nederland heeft gelukkig door dat hij met jeugd anders moet trainen dan met senioren. In andere landen zie je vaak dat reeds bij de jeugd het directe wedstrijdresultaat zaligmakend is. Bij winst is iedereen tevreden.
Laat er geen misverstand over bestaan: ook in ons land moeten we jeugdspelers leren dat je voetbalt om te winnen. Dus winnen is helemaal geen vies woord. Maar binnen een jeugdopleiding moet je goed in de gaten houden dat het gaat om winnen in de toekomst. Het opleiden van jeugdspelers betekent altijd dat je elke individuele speler moet helpen bij het ontwikkelen van zijn mogelijkheden. Zowel de zeer talentvolle, als de minder talentvolle speler. De echte top is immers voor weinig spelers weggelegd.
De KNVB stelt dat het in het jeugdvoetballeerproces gaat om de ontwikkeling van de individuele voetballer. Dit betekent dat de ene jeugdspeler zich op termijn ontwikkelt tot een verenigingslid dat later in een recreatie-elftal zal voetballen en daarnaast de jongste pupillen begeleidt, scheidsrechter wordt of een bestuursfunctie bekleedt. Terwijl een ander kind uitgroeit tot profvoetballer en nog later wellicht tot topcoach.
Maar een kind ontwikkelt zich nooit uitsluitend als voetbaltalent. Hij of zij ontwikkelt zich ook op vele andere terreinen, die voor zijn of haar toekomst van belang zijn. Daarom is het noodzakelijk een goede balans te vinden in de verschillende aspecten van deze ontwikkeling. Bijvoorbeeld het opgroeien in een kindvriendelijk milieu, zorgen voor een goede
onderwijssituatie en een goede arbeid (lees: voetbal) -rust verhouding. Vooral op zeer jeugdige leeftijd is het goed om kinderen met vriendjes, hun verzorgers en in de eigen schoolsituatie te laten opgroeien.”