Op ad.nl verscheen een interessant artikel over de begeleiding voor de (voetbal)trainer.
Al in 1958 maakte het Braziliaanse elftal gebruik van een psycholoog. De wetenschapper was allesbehalve onomstreden. Volgens hem was Garrincha niet geschikt voor het grote werk. De psycholoog had meer oog voor de labiele persoonlijkheid van de legendarische vleugelspeler dan voor zijn fenomenale passeerbewegingen en adviseerde bondscoach Vicente Feola om Garrincha buiten de basis te laten.
Tijdens de eerste twee wedstrijden van het WK in 1958 volgde Feola dat advies nog op, maar daarna kon hij niet meer om de rechtsbuiten heen. Garrincha mocht dan misschien wat vreemde trekjes hebben (hij hield er veel vriendinnetjes op na en sloeg geen drankje af), voetballen kon de man uit Pau Grande als geen ander. Zijn onvoorspelbare acties waren een van de pijlers onder de eerste Braziliaanse wereldtitel.
Bijna een halve eeuw nadien wordt er over de mentale begeleiding in het voetbal nog altijd getwist. Er zijn genoeg eredivisieclubs die menen beter af te zijn zonder de inmenging van bijvoorbeeld een psycholoog. En de verenigingen die wel hulp van buitenaf inroepen, doen daar steevast vrij geheimzinnig over.
Toen Louis van Gaal enkele maanden geleden onthulde dat er met ingang van dit seizoen een mentaal begeleider bij AZ rondliep, weigerde de trainer zijn naam bekend te maken. Kennelijk rust er in het voetbal nog altijd een taboe op het gebruik van mental coaches.
Paul van Zwam studeerde in 1998 af als sportpsycholoog en ontwikkelde opleidingstrajecten voor de coaches van onder meer FC Utrecht, Sparta, Leeds United en Heerenveen. Momenteel doet hij dit voor NEC, Heracles en Roda JC. Hij adviseert een aantal coaches uit het betaald voetbal. Wie dat zijn, wil hij niet zeggen. ,,Ik praat nooit over de mensen met wie ik werk, dat hoort niet.’’
Hij werkt nauw samen met Leon Vlemmings (ex-jeugdtrainer van PSV, nu assistent bij NAC). Van Zwam: ,,Deze samenwerking heeft mij de kennis opgeleverd die nodig is om goed aan te kunnen sluiten bij de praktijk van het voetbal. Bovendien heb ik geen lange baard en draag ik geen geitenwollen sokken, dat scheelt ook.’’
Van Zwam (35) begrijpt de mystiek rond de mental coaches echter wel. ,,Het is vaak niet goed duidelijk wat zo iemand doet. Sportpsychologen moeten wat dat betreft eerst in de spiegel kijken. Wat kunnen wíj doen om de acceptatie van ons vak te vergroten?’’
De psycholoog wil trainers iets bieden waarmee ze in de praktijk kunnen werken. Wanneer Van Zwam op zijn laptop een presentatie laat zien van zijn werkwijze, is een van de eerste plaatjes een voetbalveld met een bal en 22 pionnetjes erop.
Het interview heeft plaats op het jeugdcomplex van NEC. Van Zwam komt – in sportoutfit – net van het trainingsveld. Hij maakt als assistent-trainer deel uit van de begeleidingsstaf van de A-junioren. ,,NEC is wat mentale begeleiding betreft erg progressief. Ik krijg hier de mogelijkheid om van dichtbij te ervaren hoe spelers op het veld functioneren,’’ zegt hij na het douchen.
Leo van der Burg draagt meestal een pak met das. Hij is de man wiens naam Louis van Gaal niet wilde onthullen. Sinds dit seizoen voorziet hij (of een van zijn door hem opgeleide werknemers) de technische staf van de Alkmaarse club van mentale adviezen. Van der Burg wil echter geen mental coach worden genoemd.
,,Ik ben geen coach,’’ aldus de 59-jarige directeur van Tricona Advies, een organisatie die voornamelijk in het bedrijfsleven werkzaam is. ,,Ik probeer coaches te helpen om op een bepaalde manier naar spelers te kijken. Veel voetbaltrainers hebben namelijk vooral oog voor het spel, maar niet voor de spelers.’’
Van der Burg, die ook eerstedivisionist Go Ahead Eagles adviseert, meent dat de doorsnee coach te weinig waarde hecht aan wat hij ’menskunde’ noemt. Volgens hem bepaalt de persoonlijkheid van een voetballer of hij ergens slaagt of niet. Van der Burg: ,,Voetballen kunnen ze allemaal. Het gaat er alleen om dat spelers op een manier worden begeleid die bij ze past. De ene voetballer heeft bijvoorbeeld behoefte aan veel aanwijzingen, de ander raakt daarvan juist in de war. Het hoort bij het ambacht van de trainer om daarmee om te gaan.’’
Zowel bedrijfskundige Van der Burg als psycholoog Van Zwam richt zich in eerste instantie op de trainer in plaats van de speler. Een goede zaak, vindt Van Gaal. ,,Mijn spelers krijgen al genoeg te maken met mensen die een oordeel over hen geven. Daarom gebruiken wij de mentaal begeleider vooral om de technische staf handvatten te geven, die we kunnen gebruiken om de spelers beter te begeleiden. Hij is een coach voor de coaches.’’
Van Zwam: ,,Je moet of op de achtergrond blijven, of je moet echt onderdeel van de begeleidingsstaf zijn. Als je af en toe eens langskomt, word je door de spelers – terecht – als buitenstaander gezien. In Engeland is dat anders. Bij Middlesbrough is psycholoog Bill Beswick bijvoorbeeld volwaardig lid van het begeleidingsteam.’’
Zo ver is het in Nederland nog niet. ,,Ook in de trainersopleidingen wordt bijna geen aandacht besteed aan de persoonlijkheid van een speler,’’ moppert Van der Burg.
,,Bijna niemand weet hoe mensen functioneren. We hebben meer verstand van onze stofzuiger en wasmachine dan van onszelf. In het bedrijfsleven kost dat miljoenen. Trainers proberen wel naar de spelers te kijken, maar ze zien niks. Je kunt ook onder de motorkap van een auto kijken, maar als je er geen verstand van hebt, zie je niks.’’
Van der Burg – of een van zijn collega’s – probeert de kennis van Van Gaal en de zijnen zo’n één à twee keer per maand bij te spijkeren. Donderspeeches in de kleedkamer vindt Van der Burg maar niets. ,,Er is natuurlijk geen enkele voetballer die expres een slechte wedstrijd speelt voor 50.000 mensen op de tribune. Ik hoor trainers ook vaak na afloop zeggen dat ze verloren hebben omdat Jantje en Pietje hun niveau niet haalden. Fout. Als coach moet je je afvragen waarom jij er niet in bent geslaagd om Jantje en Pietje optimaal voor te bereiden op de wedstrijd.’’
Psycholoog Van Zwam leert de coaches hoe zij meer verantwoordelijkheid bij spelers kunnen leggen. ,,In de wedstrijd moeten spelers zelf keuzes maken, de trainer kan de bal er niet in schoppen. De bedoeling van coaching is dat je een speler, het liefst al op jonge leeftijd, leert om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en beslissingen.’’
Daarom is Van Zwam elke keer weer verbaasd wanneer hij naar een pupillenwedstrijd van zijn zoontje staat te kijken. ,,De ene ouder roept nog harder wat zijn zoontje moet doen dan de ander. Deze ouders nemen alle verantwoordelijkheid over. Dit gaat de spelertjes tegenstaan, sommigen krijgen zelfs een hekel aan voetbal. Doodzonde. Eigenlijk zeggen deze ouders: Jij bent zelf te stom om een beslissing te nemen, dus ik doe het wel. Dit is niet goed voor het zelfvertrouwen. Het is juist belangrijk dat spelertjes hun eigen beslissingen nemen. Als de trainer dat goed begeleidt, leren ze ook de verantwoordelijkheid dragen die daar bij hoort.’’
Ook Van der Burg heeft bepaalde ideeën over de voetbaltraining. Het werken aan de zwakke punten – welke trainer hamert daar niet op? – vindt hij maar onzin. ,,In Duitsland hebben ze ooit een onderzoek onder linksbenige voetballers gedaan. Die moesten drie maanden lang alleen maar met rechts schieten. Het resultaat was dat het rechterbeen van die jongens na drie maanden drie procent vooruit was gegaan. Maar het linkerbeen van die spelers was dertig procent minder geworden.’’
Volgens hem is het talent van iemand erfelijk bepaald. Daarom heeft het geen zin om te proberen het te veranderen. ,,Het woord talentontwikkeling zou uit het woordenboek moeten worden geschrapt. Je moet spelers laten doen waar ze goed in zijn. Laat iedere speler afzonderlijk trainen op zijn sterke punten en maak daar gebruik van. Ik vind ook dat de totale training voor tachtig procent uit individuele oefeningen moet bestaan.’’
Dat is een revolutionair voorstel in een conservatieve wereld, beseft ook Van der Burg: ,,Wij maken van het voetbal een individuele sport. Dat vinden de trainers niet leuk.’’ (Bron: ad.nl)