Tijdens het Trainerscongres liet Ajax met zijn jeugdspelers een demonstratietraining zien waarbij differentieel leren centraal stond. Michel Hordijk praatte het publiek bij over de ideeën die hieraan ten grondslag liggen. Variatie maakt spelers beter, zo betoogt Hordijk.
‘Wij denken dat je op diverse manieren vaardigheden kunt leren. Dat kun je bijvoorbeeld doen door op verschillende ondergronden te spelen. Zo laten we de spelers daadwerkelijk op de straatstenen voetballen, in de zaal maar ook op gewoon gras. Dat laatste klinkt als heel normaal, maar we zijn tegenwoordig al min of meer gewend om alleen nog op kunstgras te spelen. Op des te meer verschillende ondergronden je speelt, des te beter je jezelf ontwikkelt. Een jonge Braziliaanse voetballer voetbalt op straat, op gras, op zand. Die leert daardoor met al die omstandigheden omgaan en hij ontwikkelt een goed gevoel voor de verschillen. Hij wordt daardoor ook veel alerter. De oneffenheden van de ondergrond zorgen ervoor dat je meer moet corrigeren en dat de controle, lichaamsbalans en motoriek worden verbeterd.
Zo zijn de balmaten ook een onderdeel van differentieel leren. Door spelers simpelweg te leren met verschillende omstandigheden om te gaan, denken we dat we de spelers beter kunnen opleiden en creatiever kunnen maken. Bovendien, als een F-pupil met balmaat 5 gaat spelen, komt die bal soms bijna tot zijn knieën. Daar kan hij niet optimaal mee uit de voeten. Daar komt bij dat je erg veel gevoel aan de bal moet hebben, indien je met een heel kleine bal speelt. Het raakvlak van die bal is veel kleiner, dus je handeling moet veel preciezer zijn dan bij een grote bal. Dus kun je het met een kleine bal, wordt het straks met een grote bal makkelijker. Maar in eerste instantie gaat het gewoon om de verhoudingen. We passen veld- en doelgrootte aan met het oog op de leeftijd en de lengte van de spelers, maar aan de balmaat veranderen we niets. Dit is toch vreemd?’