2014 / 2015Of je als trainer nu nieuw bent bij een club of je zit er al een tijdje, altijd zul je voor een nieuw seizoen een planning voor de voorbereiding moeten maken. Maar afhankelijk van de situatie waarin je zit, kan die wel aanmerkelijk verschillen. Richard Karrenbelt, Mischa Visser en Jan Vlap zitten in die afwijkende situaties bij clubs die niet volledig vergelijkbaar zijn. Hoe werken zij toe naar een nieuw seizoen? De incomplete groep ‘Het ideaalplaatje blijkt in de praktijk vaak heel anders’ U werkt allemaal in de top van het amateurvoetbal, maar het blijft amateurvoetbal; niet altijd zult u in de  voorbereidingsperiode uw groep compleet hebben. Hoe gaat u daarmee om? Jan Vlap: “Daar ontkom je niet aan, ook al mag ik daar bij Harkemase Boys niet over klagen. Maar overlapping van vakanties met de voorbereiding houd je altijd. Mijn doelstelling blijft dan toch om de speler die terugkomt op een verantwoorde manier zo snel mogelijk bij de groep te laten trainen. Waar je voor moet waken, is dat je ze extra laat trainen. Dat is vragen om problemen.” Richard Karrenbelt: “Toen ik bij Genemuiden werd aangesteld, was het trainingsprogramma al bekend. Ze hadden dat toen in delen geknipt: tweeënhalve week trainen, dan een even lange periode vrij en daarna toewerken naar de competitie. In die vrije periode moest dan iedereen op vakantie, maar dat lukte natuurlijk niet. Dan krijg je te maken met spelers die toch eerder weggaan, of later terugkomen. Dat is lastig. Zo’n achterstand in trainingsbelastbaarheid moet je niet direct willen inhalen.” Mischa Visser: “Ik heb het probleem bij Be Quick niet. Dat heeft ermee te maken dat wij al in de jeugd heel hoge eisen stellen. Die eisen stellen we ook bij het tweede elftal, waar veel A-junioren aanvankelijk in terechtkomen. Dat heeft onder meer te maken met er altijd zijn en driemaal per week trainen. Daar staat ook wat tegenover: wij communiceren zeer vroegtijdig hoe de voorbereidingsperiode eruitziet. Komt er een speler van buitenaf, zie je ook wel eens dat die nog erg moet wennen aan de regels die wij hanteren. Als zo’n speler een deel van de voorbereiding mist, sluit hij achter in de rij aan, en dat vertellen we hem dan ook vooraf. Voor dit soort gevallen passen we de periodisering individueel aan. Dat we met deze aanpak in staat zijn spelers hoofdklassewaardig te maken, blijkt wel uit het gegeven dat afgelopen seizoen zestien spelers hun debuut op dit niveau hebben gemaakt, waarvan elf afkomstig zijn uit eigen jeugd. De andere vijf kwamen van eerste- en tweedeklassers.” Richard Karrenbelt: “We hebben allemaal een ideaalplaatje in ons hoofd:  de perfecte voorbereiding, de perfecte warming-up, de perfecte wedstrijd. In de praktijk is het bijna altijd anders. Daarom vind ik dat je dat ‘perfecte’ niet altijd exact moet omschrijven. Neem een warming-up, die kan ik natuurlijk helemaal gaan voorschrijven. Spelers mogen bij mij echter doen waarbij ze zich prettig voelen, mits ze maar klaar zijn voor de wedstrijd. Als dat niet zo is, dan gaan we even praten. Ik heb eens meegemaakt dat we door oponthoud bij het aanreizen voor een zware uitwedstrijd nauwelijks aan een warming-up toekwamen. De spelers vonden het echter niet nodig de aanvangstijd te verschuiven. De thuisclub had vier jaar thuis niet verloren, maar zonder warming-up won mijn ploeg wel met 1-2. We moeten het allemaal niet zo ingewikkeld maken.” Wilt u het complete artikel lezen of abonnee worden op De Voetbaltrainer? Klik hier voor meer informatie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.