De planning is gemaakt, de neuzen staan in de juiste richting: we gaan het veld op. Werken aan fysieke fitheid en ervoor zorgen dat het team met de juiste speelwijze aan de competitie kan beginnen. Maar ook hier geldt weer dat de ene groep de andere niet is. Hoe is je aanpak als je met een gearriveerd elftal werkt, of juist wanneer je met een verzameling ‘jonge honden’ aan de slag gaat? En tijdens zo’n voorbereiding helemaal fit worden, kán dat eigenlijk wel? Voorbereiding in twee delen ‘Niet de intentie hebben dat iedereen bij de eerste competitiewedstrijd optimaal fit is’ Je ziet tegenwoordig dat de voorbereiding vaak in twee delen wordt geknipt, veelal onder druk van de vakantiespreiding. Hoe pakt u dat aan? Richard Karrenbelt: “Ik ervaar het als heel prettig. Je bouwt in de eerste fase iets op, zowel fysiek als in je speelwijze. Daarna krijgen de spelers even rust. Je hoeft niet bang te zijn dat ze fysiek slecht terugkomen, want er ligt al een basis en spelers doen in de tussentijd echt wel iets om lichamelijk fit te blijven. Komen ze daarna terug voor het tweede deel, stap je iets lager in dan waar je geëindigd bent. Je moet, hoe dan ook, niet de intentie hebben dat alle spelers bij de eerste competitiewedstrijd optimaal fit zijn. Dat red je absoluut niet. Het nadeel is wel dat in dat tweede gedeelte veel spelers al snel negentig minuten moeten gaan spelen. Daarom moet je van tijd tot tijd bereid zijn om een training te schrappen, of heel licht te gaan trainen. Minder doen levert dan meer op. Negen van de tien spelers zijn blij dat ze opnieuw aan de gang mogen. Maar in een voorbereiding zonder tussenstop begint dat na twee weken ook alweer normaal te worden. Dan merk je dat er bepaalde spelers zijn, vooral ervaren jongens, die ertegenaan lopen te hikken dat ze nog vier weken moeten wachten voordat de competitie begint. Ook daarom vind ik een voorbereiding in twee delen een goede optie. Zo vermijd je een periode van vier weken waarin het eigenlijk wachten is op de eerste competitiewedstrijd.” Mischa Visser: “Be Quick heeft een luxeprobleem. Wij beschouwen het eerste en tweede elftal als één grote selectie en trainen ook veel samen. Echter, het tweede elftal is de afgelopen twintig jaar vijftien keer kampioen geworden in de Reserve Hoofdklasse. Ze spelen daarmee vrijwel altijd om het landskampioenschap en komen vaak ook ver. Dit betekent dat hun seizoen erg lang doorloopt. Ook voor het eerste elftal is dat het geval, zeker toen we nog Topklasse speelden. Dat zet druk op je voorbereiding. Daarom maken wij voor spelers programma’s op maat. De spelers van het eerste krijgen wat eerder vakantie, de spelers van het tweede als hun programma erop zit. In juni willen we dan een vijftal sessies plannen waarin iedereen, ook de nieuwe spelers, aan elkaar kan wennen en we de belangrijkste uitgangspunten van de speelwijze neer kunnen zetten. Daarna gaan ze op vakantie en zien we elkaar een kleine maand later weer.” Wilt u het complete artikel lezen of abonnee worden op De Voetbaltrainer? Klik hier voor meer informatie.
Special De Voorbereiding: trainen
