Onlangs was er (in de media) een discussie over de punt naar achteren of de punt naar voren op het middenveld. Johan Cruijff opteert voor het eerste, Frank de Boer voor het laatste. Wij doken eens in de archieven van het vakblad en vonden deze bijdrage van Hennie Spijkerman, tegenwoordig assistent-trainer bij Ajax:

Punt naar voren

Hennie Spijkerman: “In de punt naar voren kan men er voor kiezen om de middenvelders te laten draaien, wat ze mogen zolang de posities maar bezet zijn. Ook daar gaat het om het vrijmaken van de lijnen. Veel spelers hebben de neiging om altijd maar de dichtstbijzijnde medespeler aan te spelen, maar dit lost vaak niets op. De tegenstander is dan nog in de buurt en als je van de ene naar de andere centrale verdediger speelt, ben je geen linie verder. Wanneer de centrale middenvelder wordt aangespeeld, kan hij niet altijd opendraaien en moet dus één van beide verdedigende middenvelders onder de bal komen. Er kan daarbij naar hartenlust geroteerd worden op het middenveld, zolang de posities maar bezet blijven. Je moet dan vooral kijken naar wat de tegenstander doet: volgen zij of blijven ze in de eigen positie lopen? Als de aanvallende middenvelder goed in de loop wordt aangespeeld, staat hij vaak al half opengedraaid waardoor hij niet standaard moet terugspelen. Hij kan dan ook kiezen om te openen richting de diepgaande vleugelaanvaller of vleugelverdediger. Op het moment dat de ene centrale verdediger de bal speelt op de andere centrale verdediger, dan moet er beweging zijn op het middenveld. Als hij, zoals heel vaak gebeurt, de middenvelder aan zijn kant inspeelt, kan deze vaak niet anders dan terugspelen omdat hij niet opengedraaid staat. Beter is  het om door middel van loopacties meer opengedraaid uit te komen op het middenveld. De nummer tien, in de punt naar voren, kan dat doen door een (half) zijwaartse loopactie.”

Punt naar achter

Hennie Spijkerman: “Als je je speelwijze als uitgangspunt neemt, dan laat je dat ook in je trainingsvormen terugkomen. In onze oefening speelde het middenveld dus met de punt naar voren, want NEC A1 speelt zo. Als je met de punt naar achter speelt, verandert er wel het een en ander in de  details. De verdedigende middenvelder komt dan meestal achter de bal als vrije man op het  middenveld, met zijn gezicht naar het speelveld toe. De twee buitenste middenvelders zijn er dan vooral voor om afwisselend de lijnen vrij te maken en om de aanval te ondersteunen. Een centrale verdediger kan ook heel goed de verdedigende middenvelder inspelen waarna de andere centrale verdediger of de vleugelverdediger onder de bal komt. Kiest de centrale verdediger ervoor om dóór te gaan, dan moet de  verdedigende middenvelder negen van de tien keer ‘blijven’ in verband met de restorganisatie. Als de verdedigende middenvelder zich bij balbezit achterin iets meer laat uitzakken, kan hij vaak opendraaien om het spel voort te zetten. Zeg maar de bal die Andrea Pirlo vaak  geeft, spelend tussen de linies in. Als de tegenstander met twee spitsen speelt, moet de speler op deze positie goed kijken hoe zij druk zetten. Spelen ze meer naast elkaar of achter elkaar? Hoe dan ook, de centrale middenvelder of één van de centrale verdedigers moet vrijgespeeld kunnen worden.”

Trainersmaterialen

Wees optimaal voorbereid en bestel nu je coachboekjes (A4, A5 en A6), flipover en clipboard!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.