Arjan van der Laan is sinds oktober 2015 de bondscoach van de Oranje Leeuwinnen. De voormalig prof van Sparta, FC Twente, ADO Den Haag en FC Dordrecht vervult die functie in een bijzondere periode. Want naast het EK in 2017 (waarvoor Nederland als gastland automatisch geplaatst is) ligt er nog een andere uitdaging. Hij kan de eerste zijn die een Nederlands vrouwenvoetbalteam naar de Olympische Spelen loodst. De Voetbaltrainer sprak met Van de Laan in de aanloop naar dat OKT (vandaag de laatste wedstrijd tegen Zweden).
Ervaring
Arjan van der Laan: “Naast de stappen die we maken op technisch en tactisch vlak, worden speelsters ook beter doordat ze meer ervaren worden in het spelen van grote toernooien. Daarom is het ook zo belangrijk dat we ons kwalificeren voor de Olympische Spelen. Veel speelsters uit de huidige selectie hebben het spelen van een WK al op zak en kunnen nog wel tien jaar door in het huidige Oranje. Dat zegt veel over de toekomst die het vrouwenvoetbal in Nederland heeft. Die ervaring is ook hard nodig, want bij het spelen op grote toernooien komen randzaken kijken waar je als speelster mee moet leren omgaan. Zo kan het zijn dat we moeten voetballen op tijdstippen die voor ons niet gewoon zijn, waardoor je niet aan een ideale wedstrijdvoorbereiding toekomt. Op het trainingskamp in Turkije speelden we de tweede wedstrijd tegen de Denen al om 10.00 uur ‘s ochtends. Misschien kon ik dat tijdstip wel laten wijzigen, maar ik heb dat met het oog op de Olympische Spelen niet gedaan. Het kan daar immers ook gebeuren dat je op een ander tijdstip dan te doen gebruikelijk moet spelen. Nog een voorbeeld is de oefeninterland in en tegen Frankrijk. We trainden daar op een slecht veld. Voorafgaand aan die training heb ik de meiden gevraagd of er iemand nog iets wilde zeggen over het zeer matige veld. Dan hebben we dat deel vast gehad en kunnen we ons focussen op dat waar het om draait: met elkaar beter willen worden.”
Arjan van der Laan: “Naast de stappen die we maken op technisch en tactisch vlak, worden speelsters ook beter doordat ze meer ervaren worden in het spelen van grote toernooien. Daarom is het ook zo belangrijk dat we ons kwalificeren voor de Olympische Spelen. Veel speelsters uit de huidige selectie hebben het spelen van een WK al op zak en kunnen nog wel tien jaar door in het huidige Oranje. Dat zegt veel over de toekomst die het vrouwenvoetbal in Nederland heeft. Die ervaring is ook hard nodig, want bij het spelen op grote toernooien komen randzaken kijken waar je als speelster mee moet leren omgaan. Zo kan het zijn dat we moeten voetballen op tijdstippen die voor ons niet gewoon zijn, waardoor je niet aan een ideale wedstrijdvoorbereiding toekomt. Op het trainingskamp in Turkije speelden we de tweede wedstrijd tegen de Denen al om 10.00 uur ‘s ochtends. Misschien kon ik dat tijdstip wel laten wijzigen, maar ik heb dat met het oog op de Olympische Spelen niet gedaan. Het kan daar immers ook gebeuren dat je op een ander tijdstip dan te doen gebruikelijk moet spelen. Nog een voorbeeld is de oefeninterland in en tegen Frankrijk. We trainden daar op een slecht veld. Voorafgaand aan die training heb ik de meiden gevraagd of er iemand nog iets wilde zeggen over het zeer matige veld. Dan hebben we dat deel vast gehad en kunnen we ons focussen op dat waar het om draait: met elkaar beter willen worden.”
Lees het complete artikel in VT216 (verschijnt volgende week).