Traditioneel is (jeugd)scouting een zeer subjectieve aangelegenheid. Hoe vaak worden de beste voetballertjes (aan de bal) wel niet geselecteerd, en hoe vaak betreft dit meestal een centrale middenvelder? PSV heeft een model ontwikkeld waarmee het poogt de scouting meer te objectiveren. Bewegingswetenschapper Ruud van Elk, fulltime in dienst van PSV, vertelt hierover.
Model
Ruud van Elk: “Twee jaar geleden hebben we een model ontwikkeld waarin allerlei factoren werden meegenomen in het kader van talentherkenning. Dat werd een grote lijst met factoren, opgesteld door een zogenaamde ‘werkgroep’ waarin Luc van Agt en jeugdtrainers onder wie
Bastiaan als coördinator van FUNdament zaten. Per factor moesten zij het belang aangeven. Op die manier ontstond er een soort weging. De ene factor telt voor 1 procent mee, de andere voor 14 procent of alles wat daartussen valt. En sommige factoren zijn afgevallen, omdat ze – vergeleken met andere factoren – door iedereen als minder belangrijk werden aangemerkt. Ongetwijfeld is het model niet perfect en zal het worden bijgeschaafd. Dat bijschaven zal gematigd plaatsvinden, omdat we de uitkomsten over de komende jaren heen wel graag met elkaar willen kunnen blijven vergelijken. We willen na vier jaar op z’n minst iets kunnen zeggen van onze scouting aan de poorten van FUNdament. Als we bijvoorbeeld kijken naar de spelers die na die vier jaar doorgaan naar de D1, waar bevonden zij zich in de ranglijsten van scoren naar aanleiding van ons model? Welke toppers van over vier jaar stonden nog niet in de top van de ranglijst vier jaar eerder, en over welke factoren kunnen we dan dus iets zeggen? En welke factoren lijken een rol te spelen bij spelers die afvallen? Als bijvoorbeeld blijkt dat de D1-spelers van straks in het verleden geen andere sporten naast voetbal deden, dan moeten we de huidige score op die factor (‘hoe meer andere sporten, des te beter’) veranderen.”
Ruud van Elk: “Twee jaar geleden hebben we een model ontwikkeld waarin allerlei factoren werden meegenomen in het kader van talentherkenning. Dat werd een grote lijst met factoren, opgesteld door een zogenaamde ‘werkgroep’ waarin Luc van Agt en jeugdtrainers onder wie
Bastiaan als coördinator van FUNdament zaten. Per factor moesten zij het belang aangeven. Op die manier ontstond er een soort weging. De ene factor telt voor 1 procent mee, de andere voor 14 procent of alles wat daartussen valt. En sommige factoren zijn afgevallen, omdat ze – vergeleken met andere factoren – door iedereen als minder belangrijk werden aangemerkt. Ongetwijfeld is het model niet perfect en zal het worden bijgeschaafd. Dat bijschaven zal gematigd plaatsvinden, omdat we de uitkomsten over de komende jaren heen wel graag met elkaar willen kunnen blijven vergelijken. We willen na vier jaar op z’n minst iets kunnen zeggen van onze scouting aan de poorten van FUNdament. Als we bijvoorbeeld kijken naar de spelers die na die vier jaar doorgaan naar de D1, waar bevonden zij zich in de ranglijsten van scoren naar aanleiding van ons model? Welke toppers van over vier jaar stonden nog niet in de top van de ranglijst vier jaar eerder, en over welke factoren kunnen we dan dus iets zeggen? En welke factoren lijken een rol te spelen bij spelers die afvallen? Als bijvoorbeeld blijkt dat de D1-spelers van straks in het verleden geen andere sporten naast voetbal deden, dan moeten we de huidige score op die factor (‘hoe meer andere sporten, des te beter’) veranderen.”
Lees het complete artikel in VT218 of De JeugdVoetbalTrainer.