Hoe spelen we 6:6 op een kwart veld?

| Paul Geerars | Trainersnieuws

Vanaf komend seizoen is het zo ver: dan wordt begonnen met de nieuwe wedstrijdvormen. Onder 8 en Onder 9 gaan 6:6 spelen. Gezien de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, met onder meer het invoeren van 9:9 bij E-pupillen, en bij BVO’s de Twingames, kon het bijna niet anders dan dat de KNVB het jeugdvoetbal in de jongste categorieën zou gaan vernieuwen. Maar hoe spelen we eigenlijk 6:6 op ongeveer een kwart veld? We doen in De Voetbaltrainer 225 een aantal suggesties, zodat u overwogen keuzes kunt maken binnen uw club. Een fragment uit het artikel volgt hieronder. Let wel, dit is bedoeld voor trainers, in trainerstaal. De vertaling naar de pupillen moet natuurlijk in kindertaal gebeuren!

Aanvallen, 1:3:2
Wanneer in de teamorganisatie drie verdedigers staan opgesteld, komt dit overeen met de meest gangbare 11:11-situatie: een overtal in de verdedigende linie. De beschikbare ruimte om vanuit de keeper naar de achterste linie op te bouwen zal iets meer beperkt zijn dan in een situatie met twee verdedigers (1:2:3), maar een voordeel is wel dat er één extra speler is die kan zorgen voor de restverdediging of (korte) afspeelmogelijkheid. Daartegenover staat dat er voorin juist meer ruimte is maar wellicht ook een extra tegenstander. Het spelen met drie opbouwers betekent dat er (uitgaande van een overtalsituatie) altijd ruimte is om op te bouwen. Wel zal het zo zijn dat twee spelers relatief dicht bij elkaar staan, of dat de centrumverdediger risico’s loopt door aan te bieden in de as van het veld, recht voor het doel. Wanneer de tegenstander doordekt of deze speler altijd een directe tegenstander geeft, wordt de kans op balverlies daar veel groter. De twee aanvallende spelers hebben meer bewegingsruimte, en kunnen hierdoor leren doelgericht te leren bewegen voor het doel: vrijlopen zonder een directe scoringskans te verliezen. Of ruimte maken voor opkomende medespelers. Want door slechts twee spelers in de voorste linie te positioneren ontstaat er ruimte voor verdedigers om op te komen. Vooral verdedigers kunnen leren wanneer zij hun team kunnen ondersteunen door mee op te komen, en ook dat zij onderling moeten afstemmen dat de restverdediging in orde blijft om te voorkomen dat alle spelers mee naar voren gaan. De meeste ruimte zal waarschijnlijk ontstaan voor de verdediger aan de andere kant van de bal. Dus de speler die niet direct bij het spel betrokken is. Belangrijk is dan wel, dat de opbouwende spelers in de verdedigende linie zorgen dat zij vanuit de  organisatie blijven voetballen. Zonder hier heel gedetailleerd op in te gaan, kan met spelers van deze leeftijd wel worden getraind wat het betekent om je teamgenoten te helpen door mee naar voren te gaan, of juist de restverdediging in de gaten te houden en het veld groot te houden.

Hele artikel lezen? Word abonnee of bestel de editie na.