De beste trainers en spelers werken in de top van het Europese voetbal. Dit is dan ook de aangewezen plek om te kijken naar de nieuwste ontwikkelingen op tactisch gebied. Welke trends vallen er te ontdekken als het gaat om het spelen van positiespel? En welke gemene deler is zichtbaar in het strijdplan van topteams?

1. Acht veldspelers tussen beide zestienmetergebieden, twee aan de zijkant

Nagenoeg iedere topclub speelt met slechts één speler op iedere vleugel als de bal in de as is (zie afbeelding 1a). Gaat de bal naar de zijkant, dan bewegen er eventueel meer spelers naar balkant toe. Welke spelers de vleugel bezetten, verschilt. Bij veel teams zijn dit de opkomende backs, zoals bij Tottenham Hotspur, Liverpool en Paris Saint-Germain het geval is. In dat geval spelen de buitenspelers aan de binnenkant. Bij andere teams houden juist de buitenspelers het veld breed, zoals bij FC Barcelona, toen zij vorig seizoen 1:3:4:3 speelden met een smalle ruit. Bij Chelsea bestrijken slechts twee spelers de gehele zijkant binnen hun 1:3:4:3 met een vlak middenveld. Ditzelfde gold vorig seizoen voor Juventus als zij ervoor kozen 1:3:5:2 te spelen, meestal met Dani Alves en Alex Sandro aan de zijkant.

2. Vrijlopen houdt in: slechts een paar meter naar rechts of links bewegen

Wie voetballende middenvelders als Toni Kroos, Luka Modric, Sergio Busquets, Cesc Fábregas, Marco Verratti en Thiago Alcántara observeert, ziet dat zij zelden vrijlopen in volle sprint. Veel vaker bewegen ze in een rustig tempo over het veld om te wachten op het juiste moment om zich aan te bieden. Ze zijn zich bewust van de ruimte om zich heen en maken zich aanspeelbaar door slechts een paar passen zijwaarts te zetten of in de bal te komen (afbeelding 1b). Eenmaal in balbezit lijken zij volledige controle te hebben over de situatie. Ze zijn moeilijk van de bal te krijgen omdat ze weten waar de ruimte ligt, kort kunnen draaien en waar nodig snel reageren op veranderende situaties.

 3. Diagonale passes krijgen de voorkeur boven rechte passes en breedteballen

Een pass in de voeten van een medespeler in de lengteas van het veld is makkelijk te geven, maar onder druk moeilijk te controleren. Het is lastig om de tegenstander én de bal te zien, omdat de tegenstander vaak buiten het gezichtsveld staat. Wordt er een schuine bal ingespeeld, dan is het veel makkelijker voor de ontvanger om in elk geval balbezit te houden. Daarom spelen veel topteams voornamelijk schuine ballen in. Een uitzondering zijn strakke verticale passes lángs een tegenstander op een medespeler tussen de linies. Omdat hij geen tegenstander in zijn rug heeft, kan hij opendraaien en het spel naar voren verplaatsen.

4. De onderlinge afstanden tussen spelers zijn klein genoeg voor korte combinaties

Van oudsher is een algemeen uitgangspunt voor goed positiespel in Nederland ‘het veld groot maken in balbezit’. Dat heeft als voordeel dat de tegenstander een groter gedeelte van het veld moet verdedigen, maar maakt het moeilijker om kort te combineren. Zijn de onderlinge afstanden kleiner, dan zijn passes korter onderweg en dus moeilijker te onderscheppen. In de mondiale top positioneren veel spelers zich dan ook kort bij elkaar, maar is er wel altijd breedte en diepte aan iedere kant door in elk geval één speler. Zo ontstaat een mooie mix tussen het veld groot houden (de tegenstander moet rekening houden met breedte- en dieptespel) en kort combineren (veel spelers in een kleine ruimte).

5. Spelers bewegen ten opzichte van elkaar

In het verlengde daarvan: de afstand tussen twee spelers kan ook té klein worden. Gebeurt dit, dan kan één tegenstander twee spelers afdekken. Daarom hanteren veel topteams als vuistregel dat twee spelers niet dezelfde zone bezetten en niet in elkaars passlijn lopen. Als er meer spelers aanspeelbaar zijn, is het spelen van goed positiespel veel gemakkelijker. Hoe meer lijnen geopend zijn, hoe meer afspeelmogelijkheden de speler met bal heeft.

6. Spelers positioneren zich tussen linies of tussen spelers van de tegenstander in

Waar veel Nederlandse teams primair voor mandekking kiezen, wordt in het buitenland vaak in de zone verdedigd. Binnen zoneverdediging ontstaan ruimtes waarin spelers zich kunnen positioneren. Omdat de bal telkens in beweging is, evenals de tegenstander, wijzigt de ideale positie steeds. ‘Tussen de linies spelen’ betekent dan ook dat spelers telkens op zoek zijn naar de ruimte tussen verschillende tegen- standers in. Een mooi voorbeeld is een situatie uit de wedstrijd Manchester United – Manchester City (afbeelding 1c). Kevin de Bruyne positioneert zich zo goed tussen vier spelers van de tegenstander in, dat die allemaal de verantwoordelijkheid afschuiven om hem op te pakken. Daarom is hij aanspeelbaar middels een boogbal vanaf de linker centrale verdediger.

7. Spelers met loopvermogen en/of kwaliteiten in de 1:1 bestrijken de vleugel

Omdat de focus in het positiespel steeds meer op de as komt te liggen, geldt hetzelfde voor teams die verdedigen. Zij schermen het centrale deel van het veld zoveel mogelijk af en geven daardoor meer ruimte weg aan de zijkanten. Deze trend zorgt ervoor dat er op de vleugel vaker 1:1-situaties ontstaan, in steeds grotere ruimtes. Spelers die hun directe tegenstander kunnen passeren, zoals Neymar en Arjen Robben, krijgen dus meer tijd en ruimte, tenzij een tegenstander bij hen in de buurt probeert te dubbelen. Maar dat betekent dat er weer meer ruimte ontstaat in de as. Overigens wordt ook een ander type speler steeds belangrijker: de opkomende back. Die staat, in tegenstelling tot spelers als Robben en Neymar, vaak met het favoriete rechterbeen op rechts en linkerbeen op links. Dit zijn spelers die vaker de achterlijn halen en voorzetten geven, al dan niet over de grond, zoals bijvoorbeeld Daniel Carvajal, Marcelo, Dani Alves en Jordi Alba.

8. Vleugelspelers met hun linkerbeen op rechts en andersom

Een blik op de buitenspelers van de elite van Europa biedt al snel gelijkenissen: Gareth Bale, Cristiano Ronaldo, Lionel Messi, Neymar, Arjen Robben, Franck Ribéry en Eden Hazard spelen allemaal met hun favoriete linkerbeen aan de rechterkant of andersom. Dit sluit aan bij de trend van domineren in de as: zij spelen met hun favoriete been aan de kant van de as van het veld. Dit maakt het gemakkelijker vanaf de zijkant terug te keren naar de as, bijvoorbeeld met een pass of een dribbel. De buitenspeler die buitenom zijn tegenstander passeert, sterft uit.

Dit online artikel vormt een onderdeel van een langer artikel uit ons vakblad. Daarin worden onder meer concrete voorbeelden gegeven van de manier waarop topteams positiespel spelen. Wil je het gehele verhaal lezen, dan is De Voetbaltrainer 228 los na te bestellen

vakblad

Al 40 jaar is De Voetbaltrainer hét vakblad voor de toegewijde trainer/coach. Het magazine komt acht keer per jaar uit en bevat 80 pagina’s vol interviews met toptrainers, voetbal oefenstof en analyses.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.