Jeugdopleiding KRC Genk: principes trainbaar maken

| Marco van der Heide | Trainersnieuws

Met Kevin De Bruyne en Thibaut Courtois leverde KRC Genk al twee jeugdproducten af die wekelijks presteren in de wereldtop. Ook tegenwoordig telt de Genkse A-kern liefst negen zelfopgeleide jeugdspelers. Hoe de talenten van morgen met behulp van basisprincipes technisch en tactisch worden klaargestoomd voor het grote werk horen we van Pascal Roosen (coördinator Onder 11-14) en David Vanvuchelen (teamcoach Onder 13).

Basisprincipes in balbezit

Pascal Roosen: ‘Van Onder 11 tot en met Onder 14 traint iedereen binnen hetzelfde concept. We stellen een aantal basisprincipes centraal die de spelers houvast geven. Jongens die bij een jaar ouder meespelen, weten zo ook impliciet al wat van hen wordt verwacht. Daarom is er ook geen noodzaak voor het intrainen van speciale zaken bij de overgang van 8:8 naar 11:11. De afstanden binnen onze oefenvormen worden wat groter, maar voor de rest verandert er eigenlijk niets. We trekken gewoon de leerlijn van onze basisprincipes door.’

David Vanvuchelen: ‘Heel belangrijk bij al deze situaties is dus dat spelers intelligent moeten bewegen. Daarom leggen we ook veel nadruk op het feit dat spelers altijd goed het veld moeten screenen om vooruit te kunnen voetballen wanneer mogelijk, constant over de schouder kijken dus. Op iedere positie leren we spelers voor de aanname al rond te kijken om zo voorwaartse opties te herkennen. Als er niet vooruit kan worden gevoetbald, mag er altijd achteruit gespeeld worden om de bal in de ploeg te houden. De oefenvormen die we aanbieden in de middenbouw zijn er ook op gericht dat alle spelers de basis aangeleerd krijgen. Op training werken we weinig met vaste posities. Via interactie bevragen we spelers uiteraard wel om zo de link te leggen met de wedstrijdsituatie.’

Hulpmiddelen

Pascal Roosen: ‘Om het teamgebeuren te versterken trainen we vaak oefenvormen in op basis van de methode van breincentraal leren. Het gebruik van griddings is eveneens een belangrijk hulpmiddel om spelers bovenstaande principes aan te leren. Hierbij verdelen we het veld in verschillende vakken zodat spelers situaties gemakkelijk kunnen visualiseren. Die vakken zorgen ervoor dat spelers ruimtes makkelijk kunnen onthouden, kunnen wegschrijven in de hersenen. Zo zien de hersenen de vakken ook tijdens de match, ook al liggen die vakken er dan niet echt.

Ook het if-then principe hanteren we bij een groot deel van onze oefenvormen, van pass- en trapvorm tot positiespelen en wedstrijdvormen. Als speler X daar indribbelt, moet speler Y zich bijvoorbeeld diagonaal vrijlopen. Als tegenstander X drukzet, moet speler Y de loopactie maken, etc. We willen dus dat spelers constant leren de juiste keuze te maken. Want in wedstrijdsituaties wordt de juiste keuze niet enkel bepaald door de vrijlopende speler en de ploegmaat aan de bal, het is evenzeer de tegenstander die bepaalt waar de ruimte is en welke pass de juiste is. Dat decision making-proces stimuleren we via die ‘als-dan scenario’s’.

Een simpel voorbeeld zie je terug in trainingsvorm 1. Deze oefening wordt in vier vakken tegelijkertijd ingeoefend, het kan dus weleens voorkomen dat een speler de bal passt op een speler die in een ander vak staat. Dan leggen we als coach de oefening stil, want die speler moet de bal dan maar iets langer bij zich houden of net sneller inspelen. Iemand die in een ander vak de oefening uitvoert, moet je namelijk zien als een tegenstander.’

Principes trainbaar maken

Zwijgen

Pascal Roosen: ‘We gaan in heel wat vormen daarom ook het aantal balcontacten niet vastleggen, het draait erom dat de speler een open passlijn herkent en de pass op het juiste moment inspeelt. Soms is dat met één balcontact maar soms ook met twee of drie.

In positiespelen verplichten we de spelers soms ook gewoon te zwijgen, geen enkele onderlinge coaching is dus toegelaten. Dan moeten spelers constant screenen: over de schouder kijken, ruimtes herkennen en hun positie aanpassen. Het zou gek zijn hen altijd te laten coachen, want dan wordt al gezegd wat ze moeten doen en hoeven ze niet rond te kijken. Als een ploeggenoot coacht om te kaatsen, gaan ze automatisch kaatsen terwijl ze soms misschien wel beter kunnen doordraaien. Ook de focus is veel hoger: de handelingssnelheid ligt soms twee keer hoger zonder coaching.

Bij de jongere teams trainen we ook regelmatig op blote voeten. De balcontacten zijn zuiverder en het is beter voor de hersenen. We hebben ook met badmutsen getraind in plaats van hesjes, zodat de spelers nog veel beter moeten kijken wie in hun ploeg zit.’

Overtalsituatie uitspelen

David Vanvuchelen: ‘Vanaf Onder 11 trainen we in diezelfde vakken eerst hoe je een overtal uitspeelt. Dit gebeurt bij de start nog zonder tegenstander, om ze te leren constant driehoeken te maken. Vervolgens verhogen we de moeilijkheidsgraad met tegenstanders. In eerste instantie krijgen de spelers van ons al het overtal, nadien moeten ze zelf één creëren.

We starten bijvoorbeeld met een 2:1 in verschillende vakken (trainingsvorm 3), waarbij iedereen in zijn vak blijft en de eerste speler indribbelt om het overtal uit te spelen. Zo moet de ploeg in balbezit progressief hoger geraken om uiteindelijk in het laatste vak te komen zonder de bal te verliezen. Hier komen ook de onderlinge afstanden aan te pas, want we vragen spelers om niet te dicht bij elkaar te spelen, maar wel diagonaal aanspeelbaar te worden in de rug van de tegenstander. Dit is de ideale oefening om spelers te leren weg te blijven van de bal. We zien namelijk nog te vaak dat spelers de bal veelal in de voet komen vragen.’

Principes trainbaar maken

Pascal Roosen: ‘Een volgende stap in de leerlijn is een 3:1 in verschillende vakken (trainingsvorm 4). Je speelt in één vak de 3:1 uit met een give and go. De spelers uit het volgende vak herkennen het moment waarop er wordt doorgespeeld en maken zich al aanspeelbaar om in hun vak meteen de 3:1 uit te spelen in de omgekeerde richting. De speler die de bal doorspeelde naar het nieuwe vak sluit ook daar bij om te helpen. In een volgende fase wordt er afwisselend met een give and go gespeeld of moet de derde man gezocht worden afhankelijk van de richting waarin je werkt.’

Bovenstaande interview vormt een onderdeel van het artikel van zes pagina’s in De Voetbaltrainer 236. Wil jij iedere acht weken 80 pagina’s met vakinformatie op de mat ontvangen? Abonneer je dan op ons vakblad en krijg een tactiekbord van JAKO ter waarde van €74 cadeau. In onze webshop vind je e-books van de JeugdVoetbaltrainer.

Gerelateerd
Trainersnieuws

Andries Jonker: ‘In 1:3:5:2 de meeste creativiteit op het veld’

Trainersnieuws

Marijn Beuker: Creëren en implementeren van een visie

Trainersnieuws

Thomas Ruesink: Opleiden in de Onderbouw