1:4:2:3:1 is, in elk geval in balbezit, de meest gebruikte formatie ter wereld. Met een keeper, vier verdedigers, twee controlerende middenvelders, twee spelers op de flank, een nummer tien en een diepe spits zijn de spelers gelijkmatig over het veld verdeeld. Hoe werkt deze formatie precies?
1:4:2:3:1 en 1:4:3:3
Allereerst is het goed om een misverstand uit de wereld te helpen: 1:4:2:3:1 is geen wezenlijk ander systeem dan 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld. Integendeel: deze twee aanduidingen voor formaties worden vaak door elkaar gebruikt. In Nederland spreken we van oudsher eerder van 1:4:3:3 (met de punt naar voren op het middenveld), internationaal wordt dit systeem vaker als 1:4:2:3:1 aangeduid.
Het belangrijkste verschil dat je tussen beide formaties zou kunnen aanduiden is de positie van de spelers op de flank. Zij zijn in de traditionele 1:4:3:3 wat meer echte buitenspelers, terwijl ze binnen 1:4:2:3:1 wat flexibeler acteren. Maar in principe zijn die verschillen te verwaarlozen, want binnen elke basisformatie is er ruimte voor positionele aanpassingen.




Vier verdedigers
Een eerste kenmerk van 1:4:2:3:1 is dat er met vier verdedigers wordt gespeeld en dus met twee centrumverdedigers. Dat is een wezenlijk verschil ten opzichte van formaties met drie centrale verdedigers. Die laatste variant wordt over het algemeen aangeduid als iets defensiever, al hangt dit wel van de invulling van de verdere speelwijze af.
Spelen met vier verdedigers heeft als voordeel dat de centrumverdedigers wat verder uit elkaar kunnen spelen en de backs wat hogerop, waardoor een goede bezetting ontstaat om op te bouwen. Is er toch een derde centrale verdediger nodig, bijvoorbeeld in bepaalde situaties waarin het team onder druk staat, dan kan een back wat aan de binnenkant spelen of een middenvelder uitzakken.
Twee controleurs
Binnen 1:4:2:3:1 staat er voor de verdediging een blok van twee controlerende middenvelders. Dit wordt door veel trainers met name in defensief opzicht als erg prettig ervaren, omdat het voor stabiliteit zorgt. Met twee controlerende middenvelders is het beter mogelijk om de lijn naar de spits(en) eruit te halen, om aan de binnenkant spelende buitenspelers op te vangen en om de half-spaces te verdedigen.
In balbezit kan spelen met twee controleurs het voordeel bieden van extra aanspeelmogelijkheden vanaf de centrale verdedigers, al is een nadeel wel dat er minder driehoeken ontstaan in de as. Zeker vergeleken met 1:4:3:3 met de punt naar achteren op het middenveld lopen spelers vanuit de basisformatie nog weleens wat te veel in elkaars lijn, waardoor er minder afspeelmogelijkheden zijn. Spelen met een tien is dan meestal ook net wat defensiever dan spelen met een zes, al is dit wel altijd afhankelijk van de exacte invulling van de speelwijze.


Flankspelers
Binnen 1:4:2:3:1 zijn er twee flankspelers, wiens rol nogal verschillend ingevuld kan worden. Hier kan een traditionele buitenspeler uit de voeten, die veelal aan de zijlijn speelt, sterk is in de aanvallende 1:1 en gefocust is op het afleveren van voorzetten. Maar dit kan ook meer ‘voetballende’ speler zijn, die veel aan de binnenkant komt en meer creativiteit bezit. Bovendien maakt hij zo ruimte maakt voor de opkomende back.
Spitsenduo
Het spitsenduo binnen 1:4:2:3:1 speelt in eerste instantie achter elkaar. De spits speelt diep, de aanvallende middenvelder eronder. Veel trainers zien graag dat zij tegengesteld bewegen: de spits komt in de bal, dan gaat de aanvallende middenvelder diep. De aanvallende middenvelder komt over naar de kant van de bal, dan loert de spits op diepte aan de contrakant. Spelen de negen en de tien naast elkaar, dan lijkt de formatie meer op 1:4:4:2 in een kom.


Al 40 jaar is De Voetbaltrainer hét vakblad voor de toegewijde trainer/coach. Het magazine komt acht keer per jaar uit en bevat 80 pagina’s vol interviews met toptrainers, voetbal oefenstof en analyses.