Na het ontslag van Jan Olde Riekerink werd Johnny Jansen aan het einde van het vorige voetbaljaar interim-trainer bij sc Heerenveen. Met ingang van het lopende seizoen is Jansen officieel hoofdtrainer van de club, waarmee hij een langgekoesterde wens in vervulling zag gaan. Het bedje was niet gespreid, want Heerenveen – vorig seizoen bijna de meest gepasseerde verdediging in de Eredivisie – kon wel wat stabiliteit gebruiken. Jansen analyseerde snel waar de pijnpunten lagen en ging aan de slag. Een open gesprek over spelers ‘aan de praat’ krijgen en het verbeteren van het verdedigen.
Tegengoals
‘In het vooroverleg met de staf trokken we heel snel de conclusie: vorig seizoen 73 tegengoals, dat moest een heel stuk minder worden. Twee dagen voordat we van start gingen, heb ik voor de trainersstaf een presentatie gegeven over de zaken waaraan we aandacht moesten schenken in onze groep. Dat ging in de eerste plaats over discipline bij het verdedigen. Het mocht niet langer los zand zijn op het veld. We maken afspraken en daar houden we ons aan. We blijven bij elkaar, stick to the plan! Dan hebben we het over zaken als compact blijven, zowel in de lengte als in de breedte, de as moet altijd dicht zijn en we willen altijd vooruit verdedigen. Maar vooruit verdedigen hoeft niet per se hoog te zijn, dan kan ook vanaf de middenlijn.’
Lage druk
‘We zetten regelmatig lager op het veld druk, dat is een aspect waaraan we heel veel aandacht hebben geschonken. Vanuit de beginformatie is de 10 steeds de speler die als eerste uitstapt. Hij heeft als taak ervoor te zorgen, dat de eerste bal breed gaat. Vervolgens kan de 9 door op de andere centrale verdediger, die de bal dus ontvangt. De 10 mag niet blijven staan, maar haakt af naar de controlerende middenvelder van de tegenpartij. De spits moet er, terwijl hij aanloopt naar de man met de bal, al op toezien dat hij de ballijn naar de controlerende middenvelder eruit haalt. De rechter middenvelder moet in dit voorbeeld vóór zijn man gaan spelen. De rechter centrale verdediger speelt in het verlengde van onze rechter middenvelder en diens tegenstander. Zo kan hij een eventuele diepteloopactie van de linksmidden van de tegenpartij opvangen.’ (tekening 1)

Training
‘We kunnen dat bijvoorbeeld trainen in een positiespel 10:6, in verschillende vakken. De aanvallers en middenvelders die de druk moeten uitoefenen, spelen dan tegen de tien veldspelers van de tegenstander. De lijnen op het veld zijn voor de oriëntatie van de verdedigende partij. Uiteraard geldt dan weer hetzelfde principe van de 10 die als eerste uitstapt om de balbezitter te dwingen de eerste bal breed te geven. Daarna is het de 9 die drukzet. Zo dwingen we dat de bal daarna naar de back gaat. Op dat moment moet de rechtsbuiten van de verdedigende partij al onderweg zijn om die speler onder druk te krijgen. (tekening 2) Heeft die linksback eenmaal de bal en speelt hij hem langs de lijn naar zijn linksbuiten, dan is dat is feite geen groot probleem. In de wedstrijd heb je daar een back die hem kan bespelen.’
