Nu de coronaregels nog verder zijn aangescherpt, mag er alleen nog in tweetallen worden getraind, op anderhalve meter afstand. Hoe kun je ondanks die beperkingen toch zinvol blijven trainen, inclusief competitie-element en met behoud van intensiteit?
In de onderstaande vier oefeningen staat steeds winnen en verliezen centraal. Deze vormen kunnen bijvoorbeeld worden toegepast in circuitvorm, waarbij er steeds een bepaald aantal minuten gespeeld wordt tot er een winnaar is. Heb je bijvoorbeeld 16 spelers tot je beschikking, dan zet je elke vorm twee keer uit.
Passwedstrijd
Bij het uitzetten van deze vorm gebruik je een veld in zandlopervorm. Waar mogelijk zorg je met een horizontale ligger of een stuk lint of tape voor een ‘lat’ waar de bal steeds onderdoor moet. De startspeler begint vanaf de eigen achterlijn en speelt de bal tussen de gele pylonen (over de grond) naar de andere kant. De ontvangende speler heeft twee balcontacten en de bal moet blijven rollen. Hij passt vanuit zijn eigen vak terug naar de andere kant. Spelers scoren een punt door de bal over de achterlijn van de tegenstander te passen of als de tegenstander een fout maakt (aanname uit het vak, bal raakt horizontale ligger, enzovoort).

Dribbelcircuit
Beide spelers starten op de achterlijn. Als de rode speler begint, start ook de blauwe speler (dit wisselt na elke ronde). De spelers dribbelen om de pylonen heen en spelen de bal in het gele vak. Zij sprinten op de verste gele pylon heen en ronden af op het grote doel. De bal moet ineens tegen het net gaan, zonder stuit. Wie dit het eerst lukt, verdient een punt.

Lange ballen
In deze vorm staat de zuivere lange bal centraal. De startspeler speelt de bal van achter zijn vak door de lucht richting het vak van de andere speler. Een bal in het blauwe vak levert 1 punt op, in het oranje vak 2 punten en het raken van de rode pylon 3 punten. Doet hij dit met zijn minst favoriete been, dan komt er 1 punt bij. Daarna is de blauwe speler aan de beurt, en zo wisselen zij elkaar af.

Tafelvoetvolley
Voor deze vorm is een tafel nodig, bijvoorbeeld uit de kantine, of iets wat erop lijkt en een vlak oppervlakte heeft. De ene speler speelt de bal op de tafel. Vanaf de tafel moet de bal in het oranje vak (tussen de stippellijnen) stuiteren. De blauwe speler mag de bal ook ineens uit de lucht aannemen, maar daarna mag de bal dan niet meer stuiten. Hij heeft twee balcontacten en probeert de bal weer op de tafel te krijgen. Beide spelers houden niet een eigen kant, maar mogen vrij om de tafel bewegen. Uiteraard probeert de verdedigende speler altijd aan de andere kant van de tafel te zijn dan de aanvallende speler omdat de bal doorstuit naar de andere kant.

Lees meer over het uitdenken en geven van een goede voetbaltraining >>
In de TrainingsPlanner staan nog veel meer trainingsvormen geschikt voor twee spelers. Ook is er een kopje ‘Corona-proof‘ met vormen waarin het mogelijk is om anderhalve meter afstand te bewaren (deze vormen zijn niet specifiek ingericht voor twee spelers, maar soms is dit met enkele aanpassingen wel mogelijk).