Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 260.
Geen functie zo veelzijdig en zo veelomvattend als die van de performance-coach. Bij de ene bvo heeft men het dan over kracht, snelheid en uithoudingsvermogen. En bij een andere bvo gaat het over sprintmeters, cognitieve vaardigheden en data-analyse. Toch is het volgens Jorran van Santen (Go Ahead Eagles) best apart dat dit allemaal onder ‘performance-coach’ wordt geschoven. Want dé performance-coach, dat is volgens Van Santen toch echt hoofdtrainer Kees van Wonderen. In dit artikel vertelt hij ons daarom over het belang van taal en terminologie, en over hoe eenduidigheid daarin heeft gezorgd voor een andere manier van periodiseren en trainen bij de club uit Deventer.
Taal en terminologie
Performance betekent presteren, in ons geval dus voetballen. Oftewel beter voetballen. In die zin is er dus maar één persoon die de echte performance-coach is, en dat is hoofdtrainer Kees van Wonderen. En dat hij daarbij gebruikmaakt van een team van experts is niet meer dan logisch. Maar de functietitel ‘performance-coach’ zou geen goed beeld geven van wat ik doe bij de club. Dus eigenlijk gaat het al gelijk over taal en terminologie. Voordat je het met elkaar gaat hebben over hóe je traint, zul je eerst met elkaar duidelijk moeten hebben wát je daar dan mee bedoelt. Want ik kan nu wel gelijk allerlei interessante data in een tabel zetten, en vanuit daar gaan vertellen over de fitheid van onze spelers, maar hoe weet ik zeker dat ik met bepaalde terminologie hetzelfde bedoel als degene die dit leest?
Voetbalfitheid monitoren
Juist omdat het data zijn die kunnen worden verzameld binnen de voetbalcontext, kan het heel waardevol zijn om de (periodisering van) voetbalfitheid te monitoren. Wat we namelijk ten eerste wél zeker weten, is dat spelers in partijvormen binnen de voetbalcontext trainen. Een manier waarop de fysieke data gebruikt worden om (een onderdeel van) de voetbalfitheid van spelers te meten, is weergegeven in onderstaande afbeelding. Hierin wordt van de partijvormen 4:4 (die als doel hebben om te kunnen spelen met een hoger tempo), op de verticale as voor iedere individuele speler weergegeven met welk tempo hij heeft gespeeld (aantal gemaakte explosieve acties per minuut). En, op de horizontale as, hoe hij in de zestig seconden na afloop van iedere partijtje herstelt. Met dat laatste wordt een indicatie gegeven van hoe snel de speler tussen explosieve voetbalacties herstelt, en dus zijn energievoorraad weer kan aanvullen voor de volgende voetbalactie.


Rustmoment
In een partijvorm 4:4 worden de spelers impliciet gedwongen om betrokken te zijn bij meer voetbalacties per minuut. De frequentie van communiceren – keuze maken – keuze uitvoeren ligt dus heel erg hoog. De spelers hebben daardoor tussen de acties minder tijd om te herstellen. Wat je vervolgens in de praktijk ziet gebeuren, is dat naarmate de vermoeidheid toeneemt, zij steeds meer individueel en mangeoriënteerd gaan verdedigen. Het wordt meer en meer 1:1 over het hele veld. Op die manier zorgen ze ervoor dat hun individuele tegenstander niet kan worden aangespeeld. Daarmee creëren ze, al dan niet bewust, extra hersteltijd tussen de voetbalacties. En dat is dus precies waar het om gaat. Kan de gele 7, ondanks dat de speler heel veel van dit soort acties in korte tijd moet uitvoeren, op een hoog tempo blijven communiceren, keuzes maken en uitvoeren, die passen binnen de speelwijze?




Al 40 jaar is De Voetbaltrainer hét vakblad voor de toegewijde trainer/coach. Het magazine komt acht keer per jaar uit en bevat 80 pagina’s vol interviews met toptrainers, voetbal oefenstof en analyses.