Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 262.
Als trainer komt Rogier Meijer als een komeet uit de startblokken. In zijn eerste seizoen als eindverantwoordelijke promoveert hij met NEC naar de Eredivisie, in zijn tweede draait hij op het hoogste niveau direct uitstekend mee. Het voetbal is energiek, creatief en tegelijkertijd realistisch. NEC switcht regelmatig tussen 1:4:3:3 en 1:5:2:3, maar speelt desondanks herkenbaar voetbal. Hoe krijgt Meijer dat voor elkaar? In Doetinchem spreken we hem in verschillende sessies: aan tafel, voor het magneetbord en achter de laptop. ‘Ik ben geen trainer die krampachtig probeert boven de groep te staan.’
Trends
‘Een tactische trend die ik zie is dat er veel vaker met drie man wordt opgebouwd, zeker in Nederland. Vroeger speelde je met vier man achterop. De bal ging van de linksback via de centrale verdedigers naar de rechtsback. Kon je vooruit, dan deed je dat. Kon dat niet, dan ging de bal weer via de centrale verdedigers terug naar de linksback. Tegenwoordig zie je daarin veel meer variatie. Vleugelverdedigers spelen hoog aan de zijlijn of zelfs aan de binnenkant. Je hebt veel meer spelers in de as. De halfspaces worden meer benadrukt, benoemd en betraind. En er wordt veel gevarieerd in de manier van opbouwen en aanvallen. Dat maakt het ook moeilijker om hiertegen te verdedigen.’
Verdedigen
‘Hoog drukzetten kan riskant zijn, want je speelt dan met grote ruimtes in je rug. Daarvoor moeten spelers een goed gevoel hebben voor wanneer een bal vertrekt, wanneer je iemand onder druk moet zetten en wanneer je een passlijn moet dichtlopen. Wij beschikken voorin over behoorlijk wat intuïtieve spelers. Hun kracht ligt niet direct op dat vlak. Zetten we hoog druk en herkennen onze verdedigers dat dat niet goed gebeurt, dan is het logisch dat zij achteruit stappen. Het gevolg is dat je grote ruimtes op het middenveld krijgt. Dat willen we absoluut niet. In een heel laag blok, vlak voor het eigen strafschopgebied, voelen we ons daarentegen ook niet erg comfortabel. Daarom verdedigen we met de laatste lijn vaak een meter of vijftien vóór ons eigen strafschopgebied, met de diepste voorhoedespeler op de kop van de middencirkel of op de middenlijn. Middelhoog dus. Dat biedt ons de mogelijkheid om compact te spelen, de diepte goed te bespelen en zelf te bepalen wanneer we drukzetten (zie afbeelding).’

Spelprincipes tijdens het verdedigen
‘In beginsel spelen we vanuit de zone. Tegelijkertijd moet je in bepaalde situaties ook wat meer mangeoriënteerd denken. Oftewel, in je zone stap je wel door op je man om agressief druk op de bal te zetten. Na een kantwissel kan het bijvoorbeeld nodig zijn om met een verdedigende middenvelder door te dekken op een verdedigende middenvelder van de tegenstander. Daarnaast willen we in de as altijd druk op de bal houden en zo de tegenstander naar de zijkant dwingen. Ook op eigen helft moet er altijd druk op de bal zijn. En we willen de onderlinge afstanden klein houden zodat we compact spelen.’