Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 269.
Slawomir Morawski plaatst online video’s over cognitieve vaardigheden onder de naam Mindfootballness. Nadat hij al eerder aan De Voetbaltrainer vertelde over de referentiepunten om informatie tot je te nemen, legt hij nu uit hoe je de concepten kunt gebruiken met je spelers en maakt hij de vertaling naar het trainingsveld.
Wanneer scannen?
‘Ik heb het idee dat spelers op gemiddeld professioneel niveau vooral de neiging hebben om te scannen wanneer ze aan het verdedigen zijn. Naar mijn idee heeft dit te maken met de manier waarop spelers worden opgeleid. In de egocentrische fase van de voetbalontwikkeling, van zes tot tien jaar oud, neem je het voetbal waar als ‘ik en mijn bal’. In de semantische fase begint een speler te begrijpen dat er iemand is die probeert zijn doel te dwarsbomen. Het is ‘ik, mijn bal, het doel en de tegenstander’ en soms is er een medespeler die ik kan gebruiken. In deze fase moet ik dus weten waar de tegenstander is om mijn doel te behalen. Het merendeel van de spelers komt echter nooit verder dan deze fase. De volgende stap is namelijk de collectieve fase. Daarin herken ik ‘mezelf, de bal, de tegenstander, mijn teamgenoten en de ruimtes’. Het is daarom lastig om sommige spelers te overtuigen van het scannen om deze elementen waar te nemen: ze hebben vaak op intellectueel niveau niet door dat het bestaat.’


Vier momenten van scannen
‘Ik onderscheid vier momenten waarop spelers moeten scannen. Het eerste is wanneer wij als team het balbezit terugveroveren. Het maakt daarbij niet uit of ik zelf het balbezit terug verover of dat een teamgenoot het doet. Verovert een teamgenoot de bal, dan wil ik weten waar de ruimtes zijn. Verover ik de bal, dan wil ik weten waar ik heen moet spelen. Het tweede moment is wanneer het team de bal verliest. Dit is een belangrijk moment om de informatie die je hebt te updaten. Doe je dat niet, dan zul je veel moeten gaan rennen. Wanneer spelers te laat zijn met kijken, zien ze vaak niet wie hun dichtstbijzijnde tegenstander is. Daardoor zijn ze te laat met drukzetten, waarna de tegenstander onder de druk kan uitspelen. Het derde moment is wanneer de bal van zone verandert. Dit geldt voor zowel het aanvallen als het verdedigen. Ik hanteer hierbij de zones die veel trainers gebruiken: zijkanten, halfspaces en het centrum. Het vierde moment is in mijn ogen het belangrijkste moment. Ik noem het de critical scan. Op het moment dat de bal naar je toegespeeld wordt, moet je nog een extra scan maken om de informatie te updaten.’
De theorie achter het scannen
‘Het moment waarop je moet scannen hangt ervan af of je aan de bal bent of niet. De speler aan de bal moet scannen op het moment dat hij de bal raakt. Op dat moment voelt hij immers de bal, dus hij weet waar de bal op dat moment is. De spelers zonder bal moeten scannen op het moment dat de speler met de bal hem niet raakt. Dat is namelijk het moment dat zij niet ingespeeld kunnen worden. Het eerstvolgende balcontact kan een pass zijn, dus daar moeten zij zich voor klaarmaken. We hebben het nu vooral over de theorie achter het scannen. Wanneer je deze boodschap wilt overbrengen op de spelers, zul je hem moeten simplificeren. De spelers moeten namelijk de praktische voordelen ervan ervaren. Voelen ze die voordelen niet, dan zullen ze scannen tijdens de eerste tien minuten van de wedstrijd en vervolgens terugvallen in hun oude gewoontes.’


Al 40 jaar is De Voetbaltrainer hét vakblad voor de toegewijde trainer/coach. Het magazine komt acht keer per jaar uit en bevat 80 pagina’s vol interviews met toptrainers, voetbal oefenstof en analyses.