Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 269.
Dan Abrahams is al 25 jaar actief in high performance environments, waarvan liefst zeventien als sportpsycholoog. In deze periode werkte hij in de top van het voetbal met trainers als Eddie Howe en Steve McClaren. Daarnaast hadden zijn boeken grote impact op spelers, onder wie Gareth Bale. Aan De Voetbaltrainer vertelt hij over het biopsychosocialmodel dat je kunt hanteren als trainer om aan de slag te gaan met mentale vaardigheden en hoe je dit toepast in de praktijk.

Structuur van een training
‘Een belangrijke vraag die trainers zichzelf kunnen stellen is of ze de hele training één doelstelling willen trainen, of in een training verschillende doelstellingen laten terugkomen. Ook hier gaat het in mijn ogen om kritisch nadenken. Wat probeer je te bereiken? Hoe probeer je dat te bereiken? En waarom kies je voor deze methode? Er is geen goed of fout, er zijn momenten voor beide manieren. Ik heb laatst op Twitter een stuk geschreven over het trainen van patronen. Er zijn teams die op donderdag een half uur op specifieke patronen trainen en dat vervolgens vrijdag kort herhalen. Aangezien je het vrij lang doet, zullen de spelers er beter in worden. Je zult dus een verbeterde prestatie zien.’
Differentiëren
‘Je moet hier echter kunnen differentiëren tussen verbeterde prestaties en leren. De prestatie zal op dat moment verbeteren, maar de hersens van de spelers beginnen direct weer dingen te vergeten op het moment dat je stopt. Dit wordt de vergeetcurve genoemd. Om ervoor te zorgen dat spelers minder snel dingen vergeten wil je dat ze constant op het punt zitten dat de oefening nog net lukt, maar dreigt te lastig te worden. Een manier om dit te bereiken is door eerst de patronen te trainen, vervolgens de spelers iets anders te laten doen waardoor de hersens de patronen beginnen te vergeten en daarna weer een oefening doen waarbij de patronen terugkomen, maar nu met bijvoorbeeld tegenstanders. De spelers moeten op dat moment gaan nadenken over wat ze daarvoor gedaan hebben. De hersens worden aan het werk gezet, waardoor de patronen veel beter in de hersens blijven zitten. De spelers zullen iets minder goed zijn in het uitvoeren van de patronen dan dat ze waren toen je de eerste oefening stopte. Dat is normaal. Dat betekent dat spelers iets aan het leren zijn.’
Testen
‘Aan het eind van de training kun je dan terugkomen op de patronen en spelers vragen wat hun rol daarin is. Op dat moment test je of de spelers het daadwerkelijk begrepen hebben. Dit alles is weer biopsychosocial. Het is progressie en prestatie. We leren iets omdat we daarna willen presteren. Natuurlijk zijn er ook momenten dat je de hele training hetzelfde onderwerp wilt trainen, bijvoorbeeld in de voorbereiding. Het gaat erom dat je als trainer kritisch nadenkt over hetgeen je doet. Trainers die zeggen ‘we doen het op deze manier, want dit is hoe we het altijd gedaan hebben’ maken me wat nerveus. Er is namelijk bijna altijd wetenschappelijk bewijs dat je het wellicht ook op een andere manier kunt doen.’