Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 269.
Ondanks dat hij geen ervaring heeft als profvoetballer en tot dan enkel als videoanalist en assistent had gewerkt, blies Edward Still in mei 2021 het bestuur van Sporting Charleroi omver tijdens zijn sollicitatie. Na vijf seizoenen onder de vleugels van Ivan Leko vond Still het tijd om aan zijn eerste opdracht als hoofdtrainer te beginnen.
Geen profvoetballer
‘Dat heeft voor- en nadelen. Ik ben me bewust van de nadelen. Zo heb ik het niet meegemaakt om in de rust het veld te moeten verlaten, heb ik geen tweehonderd wedstrijden op het hoogste niveau achter mijn naam staan en heb ik dus niet meegemaakt wat een speler op het veld ziet en voelt in al de mogelijke situaties. De ervaring van die spelers heb ik niet en die zal ik nooit hebben. Dat besef ik en daarom is het nog belangrijker dat ik met hen in dialoog ga. Ik vraag hun hoe ze zich voelen, wat ze zien en wat ze denken, want als ik het niet vraag, zal ik het nooit weten en zal ik beslissingen nemen die enkel gebaseerd zijn op mijn informatie. Het voordeel dat ik geen profvoetballer ben geweest, is dat ik geen scenario’s of gedragingen reproduceer die ik als speler heb meegemaakt. Doordat ik die ervaring niet heb, durf ik out of the box te denken. Daar waar anderen denken dat het idee misschien wat gek is, denk ik “why not”.’

Moedertaal
‘Dat ik een jonge trainer ben, heeft voordelen. Het zorgt voor een betere connectie met de spelers en een betere kennis van de technologie. Ik kan normaal met hen praten en dat helpt. Ik zie er dus alleen maar voordelen in. Je moet uiteraard, als je een kleedkamer hebt waarin bijvoorbeeld Timmy Simons en Ruud Vormer zitten, vertrouwen hebben in jezelf, maar je moet je vooral niet voordoen als iemand anders. Mijn uitwisselingen met de spelers zijn altijd dezelfde gebleven. Ik kan ze iets bijbrengen, maar ik kan niets doen zonder hen. Ik wil dat zij voelen dat onze relatie aan ons allebei iets zal bijdragen. De speler kan me iets bijleren en ik kan hem iets bijleren. Elke speler wil progressie boeken, de beste zijn en uiteraard spelen. Als hij voelt dat die respectvolle relatie hem daarbij kan helpen dan is er geen enkel probleem. Het helpt ook dat ik veel talen – Frans, Engels en Nederlands – spreek. Het is belangrijk dat je de moedertaal van de speler kunt spreken. Elke speler is anders, maar ik voel het verschil wanneer ik met een Spaanse of Portugese speler praat en we een tweede taal moeten gebruiken.’
Feedbackloop
‘In het begin van de week focussen we ons op onze spelprincipes en datgene wat wij willen brengen zonder rekening te houden met de komende tegenstander. Naarmate de week vordert voegen we details en aanpassingen toe in functie van de komende tegenstander. Die manier van werken is zeer belangrijk. Daarnaast is het ook zo dat ik van mening ben dat je heel hard moet trainen. Met in het achterhoofd: als de trainingen op alle vlakken moeilijk zijn dan is de wedstrijd simpel. Wanneer je een speler individueel en een ploeg collectief niet in de problemen brengt op training, dan zijn ze niet klaar voor de wedstrijd. Misschien wel voor één of twee wedstrijden. Maar op de lange termijn creëer je geen context die er het beste voor zorgt dat jouw team progressie boekt. We dwingen de spelers tijdens de trainingen tot het uiterste omdat ik wil dat de speler altijd honderd procent vertrouwen heeft in zijn lichaam.
Tot slot is er ook nog het gedeelte dat ik “transparantie en openheid” noem. Zo zijn we heel transparant en open over het feit waarom we een wedstrijdplan opgemaakt hebben. Zo begrijpen de spelers dat en weten ze waarom we bepaalde keuzes hebben gemaakt. We willen een open cultuur creëren waarin de spelers zich kunnen uitdrukken en dat ze weten dat ze van ons altijd een eerlijk antwoord zullen krijgen. Ik ben er trouwens van overtuigd dat we progressie zullen boeken. Door onze methodologie creëren we namelijk een “feedbackloop”: drill, feedback en doorgaan.’