Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 270.
In zijn tweede ambtstermijn als hoofdtrainer van Excelsior is Marinus Dijkhuizen opnieuw waar hij wil zijn: de Eredivisie. Met een veertiende plek, mede dankzij verrassende overwinningen op Vitesse en AZ, lijkt rechtstreekse handhaving dit seizoen een realistisch streven. Het verhaal van Excelsior is bekend: veel geld is er niet, dus wordt creativiteit gevraagd. De club investeerde daarom bewust in een grote, complementaire staf, met duidelijk afgebakende taken en rollen. Dijkhuizen fungeert daarin meer als manager dan als veldtrainer. ‘Deze rol past heel goed bij mij. Ik overzie het grote geheel beter én heb meer oog voor details.’
Prettige staf
U geeft aan nog niet eerder in zo’n goede, prettige staf te hebben gewerkt. Waar zit dat hem in?
‘Allereerst werken we met goede mensen, die verstand hebben van het vak. Daarnaast hebben we een heel duidelijke rolverdeling. Zelf werk ik veel meer in de rol van manager dan vroeger. Ik zit minder kort op de groep, bewaar meer het overzicht. Natuurlijk ben ik eindverantwoordelijk. Ik heb uiteindelijk de beslissende stem in de speelwijze en de elf spelers die in het veld staan. Maar veel taken liggen bij de rest van de staf.
Zo is Ruben verantwoordelijk voor de trainingen. Hij bereidt ze voor en is ook op het veld leidend. Marco Gentile richt zich op het verdedigen en doet de analyse van de tegenstander. Thomas Verhaar besteedt juist veel aandacht aan het aanvallen, inclusief de standaardsituaties, en doet richting de groep veel op het gebied van teamontwikkeling. Roland Graafland ontfermt zich over de keepers en de verdedigende standaardsituaties.’

De rol als manager
Hoe bevalt deze rol als manager?
‘Heel erg goed. Deze rol past bij mij. Ik merk dat ik, door iets meer afstand te bewaren, de grote lijnen veel beter overzie. Tegelijkertijd heb ik ook veel oog voor details. Hoe meer je zelf bezig bent de spelers te beïnvloeden, hoe minder tijd je overhoudt om goed te observeren. Dat laatste lukt in deze rol juist heel goed.
Tegen AZ, kon ik het laatste kwartier bij een 2-1 voorsprong zelfs echt even genieten. Dat was vroeger ondenkbaar: dan liep ik heen en weer te ijsberen en was ik veel met de scheidsrechters bezig. Nu ben ik rustiger, focus ik me op waar ik invloed op heb. Op dat moment hadden we nog één wissel. De aandacht gaat dan uit naar wanneer en hoe we die het best kunnen inzetten. Verder ervaar ik meer rust. Ik had zelfs even contact met mijn vrouw op de tribune. Zij zei achteraf ook dat ze op zo’n moment een andere trainer ziet dan een paar jaar geleden.’
Uit handen geven
Vindt u het lastig om dingen uit handen te geven?
‘Vroeger wel, nu niet meer. Ik werk nu in een staf die kwaliteit levert. Dat is cruciaal. Als je denkt dat je het zelf beter kan, moet je het ook zelf doen. Als ik iemand anders de training laat doen, maar constant het gevoel heb dat ik moet ingrijpen, dan kan ik beter zelf de leiding nemen. Dat is wel iets wat ik heb moeten leren, want in mijn tijd bij Brentford had ik daar nog een stuk meer moeite mee. Mijn rol toen was vergelijkbaar met mijn rol nu bij Excelsior, maar destijds was ik daar nog niet klaar voor. Ik was pas anderhalf jaar trainer in het betaalde voetbal. Voorheen had ik alleen in het amateurvoetbal gewerkt. En dan had ik ineens veertig, vijftig man onder me. Toen wilde ik nog veel te veel zelf doen: training geven, analyses maken. Met de kennis van nu had ik dat heel anders aangepakt, maar het vergt ook een bepaalde ervaring om dat te beseffen. Tegelijkertijd ben ik er trots op dat ik destijds, uit een heel uitgebreide procedure, ben aangesteld. Maar achteraf kwam het te vroeg.’