Dit stuk bevat passages uit een groter artikel uit De Voetbaltrainer 275.
In editie 263 van De Voetbaltrainer spraken we met Stefan Hoogsteder, met name over het voetballandschap bij de vrouwen en hoe dit de best mogelijke voorwaarden biedt voor optimale ontwikkeling van talentvolle voetballers. Nu schuiven we opnieuw bij de trainer van de Jong OranjeLeeuwinnen aan, om te praten over de speelwijze van zijn team. Daarin komen eerst algemene uitgangspunten aan de orde, om daarna de diepte in te gaan over de manier van voetballen bij het aanvallen en verdedigen.
Voorspellingen
Stefan Hoogsteder: ‘We hebben analyses gemaakt van wat het internationale vrouwenvoetbal aan de absolute top vereiste qua speelwijze. Verder wilden we weten in welke richting het zich ontwikkelde. Zo konden we voorspellingen doen hoe het er over langere tijd zou komen uit te zien. Bij de Jong OranjeLeeuwinnen hebben we niet te maken met kwalificatievoetbal voor een eindronde. Dit betekent dat er een ander soort druk is. Dus we konden een afweging maken: in hoeverre spelen we tijdens de wedstrijden op resultaat en passen we ons aan de tegenstander aan, of werken we toe naar wat de toekomst van hen vraagt en kiezen we een speelwijze waarmee we zoveel mogelijk informatie vanuit de speelsters krijgen? En met dat laatste bedoel ik dan: zorg ervoor dat de gekozen speelwijze een bijdrage levert in en de waarde vergroot van de observatie die je kunt doen van het gedrag en de voetbalhandelingen van speelsters in bepaalde situaties. Voor dat laatste hebben we gekozen.’
Verticale lijnen
‘Als ik daar één element uit moet halen: we denken dat speelsters in staat moeten zijn om over de verticale lijnen van het veld te bewegen. Dus de rechtsback moet ook hoogop kunnen spelen. Maar ook aan de binnenkant van het middenveld. Dat geldt ook voor centrale verdedigers. Zij moeten in staat zijn om de ruimte die voor hen ligt optimaal te benutten. Hierdoor moeten ze dus in staat zijn om ook op de 6-positie te spelen in balbezit. Een ander aspect van de gekozen speelwijze is dat speelsters in staat moeten zijn om op een bepaalde intensiteit de wedstrijden te spelen. Het verdedigen bijvoorbeeld gebeurt binnen deze speelwijze per definitie in grote ruimtes. Dit vraagt individueel veel en het levert ons de informatie op waar we onder meer naar op zoek zijn. Wie kunnen deze intensiteit leveren en hoe ziet hun uitvoering er vervolgens uit? We zijn ervan overtuigd dat deze speelwijze ons direct de juiste antwoorden gaat geven.’
Dobbelsteen-5
‘Een kwestie bij het verdedigen: hoe verdedigen we uiteindelijk ons doel in de laatste fase van de aanval van de tegenpartij? We hebben het over een situatie waarin bijvoorbeeld de 7 van de tegenpartij onze back heeft uitgespeeld. Wij kiezen er in deze situatie voor om de 4 niet te laten uitstappen. Zij moet positie houden voor het doel. Dit doen we, omdat we geen ruimtes willen weggeven tussen de vijfmeterlijn en de zestienmeterlijn. Als we vóór ons doel goed georganiseerd zijn, zijn we ervan overtuigd dat we de gebieden waarvan blijkt dat daarin de meeste doelpunten worden gescoord, zo optimaal mogelijk bezetten. Die posities duiden we aan met de term ‘dobbelsteen-5’. Onze 4 en 3 mogen nooit op dezelfde hoogte staan. Komt de buitenspeler door over onze linkerkant, zal de 4 in positie blijven en de 3 wat hoger gaan staan. De 2 wordt verantwoordelijk voor een bal bij de tweede paal. Vervolgens moeten twee middenvelders een driehoek maken met die 3, om de ruimte dichter bij de zestienmeterlijn te bewaken. Bovendien zijn ze verantwoordelijk voor de zogenaamde terugtrekbal. Dus je krijgt in feite drie ‘lijnen’: de 4 en de 2, kort daarvoor de 3, en dáárvoor uiteindelijk de 6 en 8. Zo ontstaat een soort dobbelsteen-5 (zie afbeelding).


Al 40 jaar is De Voetbaltrainer hét vakblad voor de toegewijde trainer/coach. Het magazine komt acht keer per jaar uit en bevat 80 pagina’s vol interviews met toptrainers, voetbal oefenstof en analyses.