#Visie #Senioren #Nat. (jeugd)teams #EK/WKLeestijd ≈ 22 minuten (4481 woorden)

Roberto Martínez verandert Belgische voetballandschap

Roberto Martínez is in België met iets moois bezig. Daarbij is er niet alleen aandacht voor het winnen van de wedstrijd van vandaag, maar er wordt ook en vooral gewerkt aan de lange termijn. Het was alweer drie jaar geleden dat we hem voor het laatst spraken, vlak voor het WK in Brazilië. De vragen voor het gesprek van nu pasten niet op één A4’tje. De bondscoach van de Rode Duivels schrok er niet van. Integendeel. ‘Het levert vast iets moois op, kom maar op!’

Typerend voor de denk- en werkwijze van Martínez is een wedstrijd uit 2017. Daar trappen we dus mee af. België oefende in november van dat jaar tegen Mexico (3-3). Hij maakte het resultaat op korte termijn ondergeschikt aan iets wat hij belangrijker vond op dat moment.
Roberto Martínez: ‘In het voetbal van landenteams moet je als coach prioriteiten stellen als het gaat om de tijd die je hebt met je spelers. We hadden in die fase, 2017, oefenwedstrijden nodig om specifieke zaken uit te proberen. Ik wilde zien hoe spelers situaties in ondertal zouden oplossen. Vaak is er binnen voetbal sprake van een verdedigend overtal en moet je vooral goed onderling communiceren om de ruimtes te bespelen. Samenwerken dus. Nu wisten we dat Mexico in een ‘klassieke’ 1:4:3:3 zou komen met flankaanvallers en graag de gehele breedte van het speelveld gebruikte. Wij zouden vanuit onze 1:3:5:2 geregeld in ondertal komen, waarvoor in eerste instantie voetbaltechnische oplossingen gezocht moesten worden. Daarnaast konden de spelers elkaar óók helpen door nadrukkelijke onderlinge communicatie vanuit situaties die niet altijd even voorspelbaar waren.
In de voorbereiding op deze wedstrijd heb ik de spelers niet expliciet aangegeven dat hun iets bijzonders stond te wachten. Ik heb hen ‘gewoon’ tactisch voorbereid zoals ik altijd doe. Alleen ik wist op dat moment dat het technisch en tactisch veel meer zou vragen van de spelers dan normaliter het geval is in situaties waarin je vooral verdedigend het overtal hebt. Na afloop van de wedstrijd konden sommige spelers maar niet begrijpen dat we in bepaalde zones steeds net te kort kwamen en maar liefst drie tegendoelpunten hadden geïncasseerd. In de nabespreking heb ik dit verder uitgelegd en genuanceerd. Het is een belangrijke stap geweest in het verbeteren van de ‘synchronisatie’ of afstemming van onder meer de drie centrale verdedigers, die geregeld in 1:1 kwamen. (zie tekening 1) Het spelen met vier verdedigers in de laatste lijn is wat mij betreft per definitie veel eenvoudiger, omdat er dan veel vaker sprake is van gelijke afstanden tussen de spelers, waarmee je de hele breedte van het veld wel kunt bespelen. Het is gemakkelijker om je spelers in de juiste positie te krijgen.
De wedstrijd gaf ons veel informatie en heeft geholpen bij de selectie van het WK-team in 2018. Ik was in die periode bezig met een groep van veertig veldspelers, van wie er twintig meekonden naar het WK. We konden tegen Mexico met name de meer onervaren spelers testen buiten hun comfortzone, enigszins gelijkend op de manier waarop ze het naderende WK zouden ervaren. Ook denk ik dat de onderlinge band tussen sommige spelers daar gegroeid is, omdat ze echt gedwongen werden elkaar te helpen.’

Tegenover het 1:4:3:3 van Mexico stuurde Roberto Martínez zijn Rode Duivels het veld in vanuit 1:3:5:2. Hierdoor ontstonden bewust veel 1:1- en ondertalsituaties.

Onervaren spelers

‘Zou ik het voorbeeld van de wedstrijd tegen Mexico in aanloop naar het WK in Qatar nu wéér doen? Ja, maar ik verwacht niet dat het nodig is. We zijn nu verder en hebben andere prioriteiten. In maart spelen we twee oefenwedstrijden. Ik maak dan van de nood een deugd, omdat de ervaren sterspelers dan allemaal in de eindfase van hun slopende voetbalseizoen zitten. Daarom nodig ik in maart alleen spelers uit die minder dan vijftig wedstrijden voor de Rode Duivels hebben gespeeld. Ik wil daarmee onder meer bereiken dat de minder ervaren spelers een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen dan dat zij misschien zouden doen met alle ervaren krachten zoals bijvoorbeeld Axel Witsel (120 interlands), Romelu Lukaku (101) of Eden Hazard (116) om zich heen. Dus ook hier kijk ik weer naar individueel gedrag van spelers: hoe gedragen zij zich tijdens de wedstrijd wat betreft hun eigen voetbalhandeling, maar ook ten opzichte van elkaar? Wie neemt op welke momenten de leiding? Natuurlijk willen we ook deze vriendschappelijke wedstrijden winnen, maar ik heb in die fase ook een andere agenda.

In juni en september spelen we respectievelijk vier en twee wedstrijden voor de Nations League. Ook dan zal ik het WK in mijn achterhoofd hebben, maar het winnen van de wedstrijden is op dat moment weer net iets belangrijker. We willen eerste worden in de groep, omdat we afgelopen jaar hebben gezien hoe waardevol het spelen van The Final Four van de Nations League is. Ik durf zelfs te stellen dat de ervaring in die finalewedstrijden ons weleens kan helpen om goed te presteren in Qatar.’


‘Voor de interlands in maart nodig ik alleen spelers uit die minder dan vijftig caps op hun naam hebben’

Trainingsintensiteit

‘In mijn beginjaren als voetbaltrainer bereidde ik mijn trainingen voor vanuit mijn eigen perspectief. Ik kon na afloop als het ware ‘afvinken’ of ik al mijn geplande trainingsonderdelen had afgewerkt. Tegenwoordig denk ik over trainingen na vanuit het perspectief van de speler. Iets wat ik graag ook aan andere coaches zou willen meegeven: bekijk altijd hoe de boodschap zo goed mogelijk aankomt bij je spelers. Eerst individueel, maar uiteindelijk moet het wel allemaal bij elkaar komen binnen het team. Het ‘begrijpen’ van mijn spelers was ook een belangrijk uitgangspunt op het moment dat ik begon als bondscoach van België. Ik kende natuurlijk al veel spelers uit de Premier League, maar ik bracht per persoon in kaart hoe ieders voetballoopbaan er tot dan toe uitzag. Uit welke jeugdopleiding komt iemand en welke transfers heeft elke speler gemaakt? Op die manier kreeg ik een nog beter inzicht in de groep die ik aanvankelijk onder mijn hoede kreeg.

En ik maak daar vandaag de dag nog steeds gebruik van. Waar zijn de internationals het meest bij gebaat? Hoe bereid ik hen optimaal voor? Iedereen komt vanuit een andere, specifieke clubsituatie naar het trainingskamp van de Rode Duivels. Het is dus niet mogelijk om iedereen op dezelfde manier tegemoet te treden. Een zichtbaar vermoeide speler moet ik op dat moment niet lastigvallen met ‘tactische’ informatie, want de kans is klein dat het beklijft. Of het wordt verkeerd begrepen en uitgevoerd op het veld. Als er tactisch werk in het verschiet ligt, kan het bij ervaren spelers weleens veel efficiënter zijn om dit door middel van een videoanalyse te doen. Lichamelijk kan hij daarmee ontlast worden. Hij heeft op zo’n moment meer baat bij een hersteltraining.

Over het algemeen wil ik zo wedstrijdecht mogelijk trainen als het om tactische zaken gaat. Daar hoort per definitie een bepaalde intensiteit bij. De meer kwetsbare of vermoeide spelers wil je echter niet onnodig vaak in die situatie brengen. Ik beoordeel aan het eind van de rit mijn trainingen op de mate waarin ik mijn doel heb bereikt: of de spelers de benodigde informatie in goede orde tot zich hebben genomen, om dat uiteindelijk te vertalen naar de wedstrijd. Betekent dit dat de ervaren spelers altijd maar ‘vrij’ krijgen? Nee. Het ultradunne lijntje waar wij als coaches over lopen, is het uiteindelijke resultaat: als je wint, komt dit omdat je bepaalde spelers die specifieke behandeling gaf. Maar als je verliest, komt het óók omdat je dit deed. Daarom is de reden waarom je bepaalde keuzes maakt, zo belangrijk. Hier communiceer je over. Het resultaat is in deze discussie vervolgens niet meer van belang. De keuze is goed, omdat je er de juiste redenen voor had. Omdat we met voetbal te maken hebben met een ‘lage-score-sport’, kan het vrij makkelijk voorkomen dat je een slecht gespeelde wedstrijd wint, of een goed gespeelde wedstrijd verliest. En dan zou het resultaat iets moeten zeggen over die keuze waar we het net over hadden?’


‘In mijn beginjaren als voetbaltrainer bereidde ik mijn trainingen voor vanuit mijn eigen perspectief. Tegenwoordig denk ik over trainingen na vanuit het perspectief van de speler’

Psychologische factoren

‘Ik denk, net als voor het WK in 2018, dat de factor ‘winnaarsmentaliteit’ van doorslaggevend belang gaat zijn op het WK in Qatar. Ik beschouw mezelf als een tactische trainer en ik zou graag geloven dat je elke wedstrijd middels tactische elementen kunt controleren. Maar ik weet inmiddels wel beter. Tijdens een eindtoernooi zijn de fysieke gesteldheid en de tactische en technische vaardigheden van spelers belangrijk, maar het verschil wordt uiteindelijk gemaakt op psychologisch gebied. De winnaarsmentaliteit, weten hoe je moet omgaan met tegenslag of uitdagingen, hoe je je moet aanpassen in moeilijke situaties. Hoe ga je om met de beslissingen van de scheidsrechter? Hoe ga je om met de druk van een penaltyreeks? Hoe ga je om met een 0-2 achterstand? Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke zaken de doorslag geven. Het winnende team is niet altijd ‘het voetballend beste’ team, maar vaak wel mentaal het sterkste.

Ik heb niet voor niets een psycholoog bij het nationale team gehaald (Jef Brouwers, red.). Hij werkt niet rechtstreeks met de spelers, maar met mij en de andere stafleden. Ik vind het heel verfrissend dat iemand een onbevangen blik werpt op de gehele gang van zaken. Hij staat wat verder af van de dagelijkse gang van zaken en is niet van de complete dynamiek tussen spelers op de hoogte. Hij kijkt goed naar de lichaamstaal van spelers. Bij het juichen, bij een wissel, in het veld en langs de kant. Hij bekijkt de uitspraken van spelers in de pers. Dat goed inkaderen kan ons helpen in ons werk.

Het functioneren van een sportpsycholoog moet wel bij de spelersgroep passen. Als clubcoach heb ik ook ‘kleedkamers’ meegemaakt waar een sportpsycholoog absoluut zou misstaan. Te veel spelers zouden het ervaren hebben als een teken van zwakte. Dan werkte de psycholoog enkel individueel met spelers, namelijk met hen die wilden. Bij de Rode Duivels worden alle wedstrijden natuurlijk geanalyseerd. Dat gebeurt niet alleen op tactisch of fysiologisch gebied, maar ook psychologisch. Hoe was het doorzettingsvermogen van ieder individu? Hoe was de samenwerking tussen medespelers? Wie toonde leiderschap op het juiste moment? Hoe ging men om met tegenslag of juist voorspoed? Hoe toont het team zich richting de buitenwereld? Voelt iedere speler zich op z’n gemak, maar ook weer niet té? Vanuit onze laatste wedstrijd tegen Wales (1-1, red.) nemen we zo’n drie zaken mee die kunnen verbeteren naar de volgende interlandperiode. Het kan goed zijn dat het nú onbelangrijk lijkt – bijvoorbeeld als je een wedstrijd desalniettemin hebt gewonnen – maar dat het toch een factor is die je wilt aanpakken met het oog op de toekomst. Ik werk nu zo’n zes jaar met het nationale team en ieder trainingskamp opnieuw moeten we weer iets verbeteren in de high performance cultuur waarin we werken.


‘Tijdens een eindtoernooi zijn de fysieke gesteldheid en de tactische en technische vaardigheden van spelers belangrijk, maar het verschil wordt uiteindelijk gemaakt op psychologisch gebied’

In algemene zin kan ik zeggen dat de uitgebreide staf rondom de Rode Duivels bijna als een familie opereert. Ik heb hen kieskeurig uitgekozen. Je kunt wel een goede professional inhuren, maar het gaat wat mij betreft ook om de mens achter de expertise. Hoe gaat men om met tegenslag, met druk, met roem. En wil men beter worden in wat ze doen? Volgens mij hebben we een gezonde mix van Belgische professionals en toppers uit andere landen zoals Engeland en Frankrijk.’

Druk

Roberto Martínez staat met de Rode Duivels al zo’n vier jaar bovenaan in de FIFA-ranking van landenteams (zie kader). Nederland staat momenteel tiende. Ondanks alle complimenten over het spel is er met vlagen ook kritiek te horen in België als het gaat om resultaten op eindtoernooien. Men wil een hoofdprijs. Adel verplicht, zou je denken, als nummer 1 van de wereld. Martínez denkt daar het zijne van.
‘Toen ik begon in 2016 voelde ik een onplezierige druk rondom het Belgische nationale team. Er werd gesproken over de gouden generatie, maar dat waren ze niet. De gouden generatie was tot dat moment het team uit 1986, dat vierde werd op het WK in Mexico. In 2018 werden we echter derde in Rusland en vanaf dat moment kon men daadwerkelijk spreken van de gouden generatie. Spelers raken daarvan niet de weg kwijt. Ze zijn gewend om week in week uit op topniveau te presteren bij hun club. Daar zijn ze vaak bepalende spelers, van wie verwacht wordt dat ze kampioen worden en ver komen in de Champions League.
Maar dat wil niet zeggen dat ze geen last kunnen hebben van druk bij de Rode Duivels. Neem de halve finale in de Final Four tegen Frankrijk. We stonden met de rust met 2-0 voor na een ijzersterke eerste helft. In de tweede helft draaide de wedstrijd geheel om. We speelden niet om te winnen, maar om niet te verliezen. Dit is een aspect waarin we ons kunnen en moeten verbeteren. Het winnende team weet hoe je een wedstrijd negentig minuten lang speelt. Eén helft is niet voldoende.’

FIFA ranking (december 2021)

  1. België
  2. Brazilië
  3. Frankrijk
  4. Engeland
  5. Argentinië
  6. Italië
  7. Spanje
  8. Portugal
  9. Denemarken
  10. Nederland


WK-kwalificatie voor Qatar 2022:
België-Wales 3 – 1
Tsjechië-België 1 – 1
België-Wit-Rusland 8 – 0
Estland-België 2 – 5
België-Tsjechië 3 – 0
Wit-Rusland-België 0 – 1
België-Estland 3 – 1
Wales-België 1 – 1

Voorspelbare toplanden

Toplanden zijn voorspelbaar, zei u in 2018. Zou u in dit kader eens FIFA’s nummer 1 België, wereldkampioen Frankrijk, Europees kampioen Italië en vooruit, Nederland willen typeren?
‘Mijn team wil risico nemen, kan hoog verdedigen, kan snel omschakelen, wil doelpunten maken. We hebben niet voor niets een record in handen van de langste actuele serie van wedstrijden waarin we hebben gescoord. We hebben veel individuele kwaliteiten en die willen zich schikken in een teamprestatie. De Rode Duivels van nu zijn de beste spelers uit de Belgische voetbalgeschiedenis. Wij zijn als team echter net zo goed als de combinatie van alle individuele spelers, waarbij er plek én respect is voor de unieke kwaliteiten van een aantal topspelers. Wij weten nog niet hoe het is om een toernooi te winnen. Dat is echt een nadeel. We moeten daar een keer doorheen. Noem het een psychologische barrière. Het voelt bijna alsof je nu nog geen recht hebt om een toernooi te winnen, maar zoiets praat je enkel jezelf aan. Het zijn toch vaak dezelfde namen die een eindtoernooi winnen. Neem bijvoorbeeld Griekenland in 2004: de uitzondering die de regel bevestigt.

Italië lijkt op een clubteam en dat is echt bijzonder voor een nationaal team! Bij sommige nationale teams komen de beste spelers van het land bij elkaar om zich wel even te laten gelden. Ze beschermen bijna ‘het merk’ dat ze zijn en gebruiken het nationale team in hun voordeel. Bij Italië zie je dat in ieder geval níét terug. Er heerst daar intern een heel grote duidelijkheid, dat kan niet anders. De ster van het team staat niet tussen de krijtlijnen, maar naast het veld: de coach. Er zit heel veel energie in het team. Zij kunnen hun speelwijze tot in de perfectie uitvoeren. Vanuit 1:4:3:3 hebben zij veel aandacht voor intensiteit in hun spel, en dan vooral zonder bal. Het lijkt wel alsof zij zestig trainingen hebben afgewerkt, zo goed afgestemd is hun spel. De beste clubteams hebben dat. Een gemiddeld nationaal team niet. Heel knap.

Frankrijk: een team dat bestaat uit spelers met ongelooflijke kwaliteiten. Er heerst een heel sterke overtuiging dat ze van iedere tegenstander kunnen winnen. Het huidige team draagt de lessen van het EK 2016 met zich mee. Toen verloren ze, notabene in Frankrijk, de finale van Portugal. Het zal er vast aan hebben bijgedragen om in 2018 voor de tweede keer wereldkampioen te worden.

En dan tot slot Nederland: ik ben een groot fan van Johan Cruijff, die voor mij symbool staat voor het Nederlands voetbal. Ik zie het typisch Nederlandse voetbal in elk nationaal jeugdteam terug. Het zit in de genen. Technisch vaardig. Durf om aan te vallen. Het geloof om elk toernooi te winnen, ook al was het team er tijdens het voorgaande toernooi niet eens bij. Cruijff heeft via zijn werk bij FC Barcelona een grote rol gespeeld in het voetbal en op die manier ook invloed gehad op mij als voetbaltrainer. Cruijff maakte duidelijk hoe in zijn ogen voetbal gespeeld moet worden. Een heldere visie, die niet verandert als je twee keer achter elkaar verliest. Verandering of verbetering komt niet binnen één dag.’

‘Wij weten nog niet hoe het is om een toernooi te winnen. We moeten daar een keer doorheen. Noem het een psychologische barrière.’

Coachcursus

Een ander sprekend en praktisch voorbeeld van de manier waarop Roberto Martínez ook bezig is met de toekomst van het Belgisch voetbal, is zijn inbreng in de trainerscursus voor zijn eigen internationals. Terwijl het merendeel van de trainers in de Belgische hoogste klasse een buitenlander is, worden de ‘eigen’ trainers van de toekomst nu al klaargestoomd.
‘De cursus is bedoeld voor (ex-)internationals van de huidige generatie topspelers. Ik vind het heel belangrijk dat de unieke kwaliteiten van deze Rode Duivels niet verloren gaan op het moment dat ze zouden stoppen met voetballen. Voor hen die willen hebben we een cursustraject opgezet met behulp waarvan ze de diploma’s UEFA B en A kunnen halen, nog tijdens hun actieve loopbaan. We hebben het hier over heel vaardige spelers, maar het ontbreekt hun vaak nog aan structuren, om voetbal aan te leren aan andere spelers. Ze kunnen vlieguren maken bij jeugdteams van hun eigen club. Trainingen worden op video vastgelegd en kunnen dus op afstand worden gevolgd door de docenten.
Op de eerste dag dat ze aankomen bij het nationale team wordt tijd ingeruimd voor demonstratie van het huiswerk, verslaglegging van gegeven trainingen en gesprekken met de docenten. Ik denk dat deze cursus enorm gaat bijdragen aan het doorgeven van de expertise van onze internationals aan de volgende generatie(s). Het zogenaamde zwarte gat moet daarbij voorkomen worden: dus dat spelers pas beginnen met hun trainersopleidingen op het moment dat ze stoppen als speler of zelfs ruim na dat moment. Daarom ben ik ook zo blij met Vincent Kompany bij Anderlecht, Steven Defour bij KV Mechelen en Timmy Simons bij Zulte Waregem. Er zijn nu nog negentien andere cursisten (zie kader, red.) bezig die de opleiding hopelijk in 2022 kunnen afronden.
Een extra voordeel voor mij als coach is dat ik steeds meer halve coaches in het veld heb staan. Ik realiseer mij heel goed dat deze spelers op natuurlijke wijze veel meer onderdeel worden van het beslissingsproces als we het bijvoorbeeld hebben over de te volgen strategie bij de volgende tegenpartij. En dan hebben we ook nog de invloed van deze internationals, trainers in spe, op de jongere spelers die aansluiten bij de Rode Duivels.’

Elitecursus
23 spelers hebben zich ingeschreven voor de elitecursus van de KBVB: Dedryck Boyata, Koen Casteels, Nacer Chadli, Laurent Ciman, Kevin De Bruyne, Steven Defour, Guillaume Gillet, Christian Kabasele, Nicolas Lombaerts, Romelu Lukaku, Dries Mertens, Thomas Meunier, Simon Mignolet, Divock Origi, Sébastien Pocognoli, Dennis Praet, Matz Sels, Timmy Simons, Leandro Trossard, Youri Tielemans, Thomas Vermaelen, Jan Vertonghen en Axel Witsel.

‘Het zogenaamde zwarte gat moet voorkomen worden: dus dat spelers pas beginnen met hun trainersopleidingen op het moment dat ze stoppen als speler of zelfs ruim na dat moment’

Nationale jeugdteams

Roberto Martínez houdt zich ook bezig met de samenwerking met de coaches van de Belgische nationale jeugdteams.
‘Ik zit iedere maand een dag met de nationale jeugdcoaches. In die bijeenkomsten staan voetbaltactische thema’s centraal, maar we hebben het ook over de ontwikkeling van individuele spelers. Wij begrijpen dat we bij Onder 15 moeten beginnen om de beste voetballers op te leiden voor de Rode Duivels. We beogen tactisch flexibele spelers op te leiden, maar we bewandelen daarbij wel de weg van de geleidelijkheid. Het uitgangspunt bij Onder 15/16/17 is 1:4:3:3, zowel aanvallend als verdedigend. Dit is het meest basale en meest eenvoudig aan te leren systeem. Het resultaat van de wedstrijden is in deze leeftijdsgroepen voor de coach van ondergeschikt belang. Ook mag de coach op detailniveau gerust accenten verleggen in de speelwijze als hij dat verstandig acht. Onder 18 speelt 1:4:3:3 tijdens verdedigen en 1:3:4:3 in balbezit.
De Onder 19 bevindt zich qua ‘resultaatfactor’ in een overgangsfase: ontwikkelen staat weliswaar voorop, maar er wordt al meer aandacht besteed aan het daadwerkelijk winnen van de wedstrijd. Onder 19 en Onder 21 spelen zoals het A-team, met 1:3:4:3 als uitgangspunt. Bij Jong België (Onder 21) staat, net als bij het A-team, het resultaat voorop. Op dat niveau staan er simpelweg banen op het spel als er verloren wordt, net als in het professionele clubvoetbal. Onder 21 is gelukkig goed op weg om zich te kwalificeren voor het volgende EK. Dat is al een prestatiedoelstelling op zichzelf. En overkoepelend over alle teams heen proberen we wel degelijk een winnaarscultuur te creëren, dus ook bij de jongere teams. Maar ik heb het in de discussie over ontwikkelen versus winnen vooral over de handelingen die de coach verricht richting zijn team. Natuurlijk wil ook onze coach bij Onder 15 winnen, maar hij moet beseffen dat er voor hem en zijn team hogere doelen zijn.

‘Natuurlijk wil ook onze coach bij Onder 15 winnen, maar hij moet beseffen dat er voor hem en zijn team hogere doelen zijn’

We vinden het belangrijk dat jeugdspelers tactisch flexibel worden opgeleid. Niet alleen in verschillende wedstrijden kan door een team vanuit een andere basisformatie gespeeld worden, dit moet ook mogelijk zijn binnen een wedstrijd. Liefst zonder wissel, dus met dezelfde spelers. Ik weet nog dat we in 2017 een WK-kwalificatiewedstrijd speelden in en tegen Bosnië-Herzegovina. We startten vanuit 1:3:4:3, kwamen ook op een 0-1 voorsprong, maar we konden vanwege het extreem slecht bespeelbare veld niet het positiespel spelen dat we wilden. We wilden het veld in balbezit groot maken en gebruik te maken van de ruimtes die dan zouden ontstaan. Het veld liet dit simpelweg niet toe. Binnen het half uur schakelden we om naar 1:4:3:3 en gingen directer, verticaler spelen, met een extra speler in de as van het veld. Dan moet je wel spelers hebben die comfortabel genoeg zijn om hier mee om te gaan. Toeval of niet, ook wij kregen na de omzetting eerst twee tegengoals, om uiteindelijk de wedstrijd wel met 3-4 te winnen. Het comfortabel geraken binnen verschillende systemen moet al in de jeugdteams gebeuren, zonder de spelers te laten verzuipen.’

Flexibiliteit

Weer een ander voorbeeld. Een memorabele wedstrijd voor Martínez was de kwartfinale tegen Brazilië tijdens het WK 2018. Al ruim voordat die wedstrijd gespeeld zou worden, wist de bondscoach van de Rode Duivels dat dit zou gebeuren vanuit 1:4:3:3, dus anders dan de gebruikelijke 1:3:4:3.
‘Inderdaad, al weken zo niet maanden voor het WK wist ik, dat áls we Brazilië zouden tegenkomen, we hen vanuit 1:4:3:3 (of: 1:4:3:1:2) zouden gaan bestrijden. Ik baseerde mij daarbij op hun speelwijze en de unieke karakteristieken van hun spelers. Ze speelden gegroepeerd rond de bal, kort positiespel en weinig kantwissel. (zie tekening 2)
Maar er speelde nog iets anders mee. Als je als België tegen het grote Brazilië speelt, is het voor spelers niet verstandig om met dit gegeven op zichzelf bezig te zijn. Noem het een minderwaardigheidscomplex: van zo’n imposant voetballand als Brazilië zouden we toch niet kunnen winnen? Zij hebben het WK als enige al vijf gewonnen en daar word je natuurlijk fijntjes aan herinnerd, in de dagen voorafgaand aan onze wedstrijd. Kortom, ik moest voorkomen dat mijn spelers te zeer met hun gedachten bij Brazilië waren. Ik heb de focus volledig op onszelf gelegd. Dan heb ik het over het uitvoeren van de eigen taken, over ieders specifieke rol binnen het geheel van ónze speelwijze. Die moest perfect uitgevoerd worden. Daar was iedereen mee bezig. We speelden misschien wel meer tegen België dan tegen Brazilië! En dat is precies wat we beoogden, met de historische 2-1 overwinning als resultaat.
Ik denk dat tactische flexibiliteit ook een van de belangrijkste trends is uit het laatste Europese Kampioenschap. En dat zal tijdens het WK in Qatar niet anders zijn. De tijd is voorbij dat men kan vasthouden aan één veldbezetting die altijd heilig is. Je moet je kunnen aanpassen aan de situatie, afhankelijk van de kwaliteiten van de spelers, de tegenpartij, de tussenstand, het wedstrijdverloop. En het maakt nogal wat uit of je de bal wel of niet hebt, en waar op het veld.’

‘Brazilië speelde op het WK 2018 gegroepeerd rond de bal, kort positiespel en weinig kantwissel.’

Individuele kwaliteiten

De variatie binnen de speelwijze van België ligt niet alleen opgesloten in een achterhoede van drie of vier of vijf verdedigers. Ook voorin heeft Martínez wat te kiezen wat betreft de positionering van de aanvallers.
‘We bekijken per wedstrijd wat het beste is. Daarbij baseren we ons op de kwaliteiten van onze eigen spelers, maar ook op de karakteristieken bij de tegenpartij. We kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een diepe spits met twee 10’en erachter. Of twee spitsen met één 10. Of een spits en twee vleugelaanvallers. Wij beschikken over aanvallers die een vrij goed gevoel hebben voor het bespelen van de ruimte. Ik denk dat die individuele en persoonsgebonden invulling vanuit een positie belangrijker is dan het systeem waarbinnen dat gevat zit. De tegenpartij kan wel vier verdedigers op lijn opstellen, maar dat zegt nog niets over het individuele gedrag van die spelers. Kunnen ze ruimte in de rug bespelen? Hoe ver zakken ze terug? Vertrouwen ze op de eigen snelheid achterin? Vinden ze het prettig om door te dekken? Ontstaat er ruimte voor of achter de centrale middenvelder(s) van de tegenpartij? De antwoorden op dit soort vragen vind je niet binnen enkel de termen 1:4:3:3 of 1:3:4:3 etc.’

Data

‘In de afgelopen jaren ben ik voor België een aanjager geweest van de implementatie van breedbeeldcamera’s in de stadions, het doorontwikkelen van videoanalyse en de toepassing van data. En dat allemaal vanuit het perspectief van het voetbal. Of het nu voor spelersscouting of wedstrijdanalyse, het gaat om het praktische nut voor mijn collega’s. We hebben het hier over een nationaal project. Het betaald voetbal in België, de hoogste amateurklassen en het vrouwenvoetbal. Data alleen is niet zo waardevol. Het gaat om die subjectieve toevoeging van een expert. Data interpreteren dus. Ook in de jeugdopleidingen kan een doordachte videoanalyse verstandig worden toegepast. Er is geen discussie of een speler het 1:1-duel in een wedstrijd twee keer of vijf keer heeft gewonnen: het is feitelijk te zien in de beelden.
Ik ben ook betrokken geweest bij de opleiding voor videoanalisten. Los van de inhoud vind ik het ook belangrijk dat de rol van videoanalist een prominente status krijgt. Wars van de druk die er altijd is bij een voetbalclub, moet iemand heel objectief met zinvolle beelden komen om de trainers en spelers te ondersteunen. Mede dankzij de cursus is er een soort community ontstaan in België, tussen alle videoanalisten die hebben meegedaan.’ (zie ook deze link )

Dit artikel is verschenen in De Voetbaltrainer 263.

Gerelateerde artikelen