Positiespel PSV onder 16: 2×5:2
‘In de twee buitenste vakken staan vijf spelers die op balbezit spelen. De vier verdedigers beginnen in het middenvak. Twee ervan zetten druk in het vak waar de bal is, de andere twee blijven achter in het middenvak (afbeelding 1a). Het viertal spreekt onderling af welke twee dit zijn. De andere twee spelers zetten dan druk in het andere vak. We tellen hoe vaak de verdedigers de bal binnen een bepaalde tijd uit het vak weten te krijgen. Dat kan zijn door een onderschepping of door een foute pass van het balbezittende team. Weet het vijftal dat de bal rondspeelt het andere vak te bereiken, dan gaat er een punt voor de verdedigers af. Zij werken bijvoorbeeld anderhalve minuut en proberen in die tijd een goede score neer te zetten. Komt de bal boven de knie, dan krijgen de verdedigers een punt. De rol van de twee spelers die achterblijven in het middenvak is in eerste instantie coachend. Zij sturen hun twee teamgenoten in hun rug aan omdat zij het beste overzicht hebben over de situatie. Ze coachen ze bijvoorbeeld naar links of naar rechts, en geven aan of ze geduld moeten houden (‘Wachten!’) of druk moeten zetten (‘Druk!’). Daarnaast wordt er van ze verwacht dat ze passlijnen blokkeren richting het andere vak. Ze moeten dus over hun schouder kijken waar de spelers in het vak achter ze staan opgesteld. En de onderlinge afstanden moeten in orde zijn, anders wordt de bal ertussendoor gespeeld. Dit is een belangrijk aspect richting onze wedstrijd van morgen, uit tegen Ajax. Zij willen graag middenvelders tussen de linies inspelen, dus is het voor onze middenvelders belangrijk dit te voorkomen door de passlijnen te blokkeren en zo ballen te onderscheppen. De twee spelers die drukzetten zijn bijvoorbeeld te vergelijken met onze 9 en 10. Of, nu we de laatste tijd vaak drukzetten met drie aanvallers, een spits en een buitenspeler. Zij moeten het juiste moment herkennen om de bal aan te vallen. En ze proberen de bal naar de zijkant te dwingen, om zo de tegenstander vast te zetten en een dieptebal af te dwingen. Als zij goed samenwerken met de twee spelers in het middenvak, kunnen ze de bal op die manier onderscheppen. Dit is in de wedstrijd te vergelijken met de volgende situatie: de 9 en 11 dwingen de bal naar de back, die alleen nog maar vooruit kan spelen. Op het middenveld zijn 6 en 8 vervolgens in staat de bal te onderscheppen (afbeelding 1b). Wij spelen meestal met de punt naar achteren op het middenveld. Dwing je de tegenstander over links, dan zijn de spelers in het middenvak dus eigenlijk je 6 en 8. Dwing je ze over rechts, dan zijn het je 6 en 10. Speel je tegen twee spitsen, dan houd je je 6 daar graag vlak vóór en zijn dit je 8 en 10. Een van elf spelprincipes binnen onze jeugdopleiding is dat we ruimtes verdedigen in plaats van tegenstanders. Ook dat komt in deze vorm mooi terug.’