Pagina 34 van: De Voetbaltrainer 245


www.devoetbal trainer.nl34
W E T E N S C H A P
Wat is het SSIG?
Het SSIG brengt
sportwetenschap-
pelijk onderzoek en
onderwijs samen in
Groningen. Een on-
derdeel van het SSIG
is FSG (Football Sci-
ence Groningen). FSG
heeft als doel om
kennisuitwisseling,
door onderzoek, on-
derwijs en innovatie,
te bevorderen in voetbal. De oprichting van FSG kwam voort uit het feit dat
er al ruim vijftien jaar onderzoek in Groningen werd gedaan. Inmiddels zijn
er via FSG al meer dan tien promoties en meer dan honderd wetenschappe-
lijke publicaties afgerond.
Het voetbalonderzoek bij FSG richt zich op onder andere:
– Talentherkenning en -ontwikkeling
– Belasting, herstel en capaciteit
– Ontwikkeling van vaardigheden
– Wedstrijdanalyses
– Cognitieve processen
– Economische aspecten
Football Science Groningen werkt nauw samen met sportwetenschappers
en coaches, spelers en organisaties uit de voetbalpraktijk. Onder die laatste
groep de nodige voetbalclubs, zoals FC Groningen, SC Heerenveen, AZ, PSV,
Vitesse, NEC en FC Twente. In samenwerking met de KNVB zijn verschillen-
de projecten ontwikkeld en is voor de komende jaren een onderzoeksagenda
opgesteld.
Inmiddels begeleiden we jaarlijks
een groep van ongeveer tien fulltime
onderzoekers, van wie er een aan-
tal (bijvoorbeeld Sigrid Olthof, Tom
Bergkamp en Floris Goes, red.) zelfs
vier jaar lang onderzoek doet en daar
uiteindelijk op hoopt te promoveren.
Een deel van de onderzoeksvragen be-
denken wij zelf, maar een groot deel
komt ook uit de praktijk. Die krachtige
koppeling tussen theorie en praktijk
maakt dat deze onderzoeken een
meerwaarde zijn voor trainer-coaches.
Wij kunnen vanachter een bureautje
wel wat bedenken, maar hetgeen er
écht toe doet, moet vooral aansluiten
bij de praktijk: waar is behoefte aan?
Bovendien wil een trainer-coach het-
geen hij aan data aangereikt krijgt, op
een logische manier zien en ook zelf
graag gelijk in de praktijk brengen.’
Studenten
Michel Brink: ‘Vanuit onze tweejarige
master Sport Sciences doen jaarlijks
ongeveer 25 studenten een afstudeer-
onderzoek. Een deel daarvan wordt
uitgevoerd bij betaaldvoetbalorganisa-
ties in Nederland of in het buitenland.
Tijdens deze fulltime onderzoekstage
werkt elke student een jaar aan een
primaire en een secundaire taak.
Die eerste is het uitvoeren van het
daadwerkelijke onderzoek. Hiermee
kunnen nieuwe inzichten worden
verkregen, die nog niet bekend zijn in
de literatuur en dus ook competitief
voordeel kunnen opleveren. Deze af-
studeerprojecten worden uitgevoerd
in samenwerking met onze promo-
vendi, die niet één maar vier jaar
onderzoek doen. Daarnaast voeren
onze studenten ondersteunende ta-
ken uit op de werkvloer om ook direct
meerwaarde te hebben. Het testen en
meten, het verwerken van gegevens,
het maken van de video-analyses en
van daaruit adviezen uitbrengen. Dit
laatste is trouwens ook een wens van
de trainer-coaches in het land. We
hebben onder coaches van het CBV
een vragenlijst afgenomen, met on-
der andere de vragen waarover men
meer kennis wil vergaren en waar
men behoefte aan heeft. Het blijkt dat
trainer-coaches het liefst rechtstreeks
contact willen hebben met een we-
tenschapper. En dat is ook niet zo gek,
want de invloed van data in de sport
is de voorbije jaren alsmaar groter ge-
worden. Het is ook best ingewikkeld,
iets wat ooit begon met een testbatte-
rij of een hartslagmeter, is uitgegroeid
tot een stortvloed aan gegevens. Nu
heb je bij wijze van spreken honderd
positiebepalingen van een speler per
seconde tijdens een wedstrijd in kaart,
en dat gekoppeld aan beeldmateriaal,
verwerk dat maar eens.’
Nieuwsgierig
Koen Lemmink: ‘Onze studenten die
stage gaan lopen bij een voetbalclub
nemen veel expertise mee op het ter-
rein van theorie, maar ook methoden
van onderzoek en testen en meten. Op
deze manier kunnen ze bijdragen aan
de dagelijkse praktijk. Niet alleen aan
de manier waarop we onderzoek doen
is iets veranderd, ook bij trainer-coa-
ches vindt een verandering plaats. Als
je vroeger een analyse van een team
of van een speler liet zien aan een
coach konden er, ietwat gechargeerd
misschien, grofweg gezegd twee din-
gen gebeuren: als een trainer-coach
zich niet herkende in de analyse, lag
het aan het onderzoek. En als hij zich
er wel in herkende, zei hij dat hij dat
eigenlijk zelf ook al wel had gezien op
basis van ervaring en intuïtie. Coaches
moesten wennen aan onderzoek en
‘Het blijkt dat trainer-coaches het liefst
rechtstreeks contact willen hebben met
een wetenschapper’
33-34-35-36_ssig.indd 34 16-10-19 14:19