De Voetbaltrainer 247 – pag. 57

| |

D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 5 2 0 1 457 D e V o e t b a l t r a i n r 2 4 7 2 0 2 0 57Online: www.knvb.nl/assist

Voetbaltalent
TRAINEN, COACHEN EN BEGELEIDEN

wedstrijden kun je dan nog steeds

op kwaliteit van het moment indelen

als je dat zou willen. Ik zeg er na-

drukkelijk bij dat niveau van trainers

en Technisch Coördinatoren hier wel

een vereiste is.

Dit alles is een enorme cultuurom-

slag en die zal niet al op korte ter-

mijn volledig doorgevoerd zijn. Het

heeft ook geen zin dat de KNVB alle

clubs gaat bezoeken en gaat opleg-

gen hoe zij het moeten doen, maar

de grootste winst is te boeken bij de

trainersopleidingen. Als wij deelne-

mers daar beïnvloeden, ga je gaan-

deweg veranderingen zien waardoor

de opleiding van spelers steeds beter

zal worden.

Dat is belangrijk, omdat blijkt dat

minder kinderen gaan voetballen

en kinderen ook sneller uitstromen.

Een van de redenen dat zij afhaken

is, dat ze de trainingen niet leuk ge-

noeg vinden. Er zijn dan inmiddels

veel andere mogelijkheden om je tijd

te besteden. Dus we moeten ervoor

blijven zorgen dat, als ze eenmaal

voetballen, ook blíjven voetballen.

Dat kan met allerlei zaken te maken

hebben, en de manier van trainen

is daar een heel belangrijke van.

Trainers moeten niet blijven hangen

bij de oefeningen waaraan ze zelf

vroeger als speler gewend waren, of

de manier waarop die werden aange-

boden. We zijn dertig jaar verder, er

heeft zich het een en ander ontwik-

keld sinds die tijd. Wij willen begin-

nende trainers de tools geven om

betere trainingen te geven.’

Als het gaat om het kwalificeren van op-

leidingen, is het opvallend dat het K&P-

model komt te vervallen. Waarom kiest

de KNVB hiervoor en op welke wijze

kunnen we toekomstig nog zien wat de

kwaliteit van een opleiding is?

Art Langeler: ‘Voorheen gold er een
pakket van circa veertig voorwaar-

den, en de mate waarin je daaraan

voldeed, bepaalde het niveau waarop

de opleiding werd ingeschaald. Dat

model heeft zijn waarde bewezen.

Tegelijkertijd constateren we dat

veel clubs inmiddels aan deze eisen

voldoen. We willen nu het rende-

ment van opleidingen gaan meten,

en we willen meer naar advisering

en monitoring. In die nieuwe aan-

pak toetsen we het opleidingsplan,

het financiële plan en de mate van

diplomering van de trainers. Daar-

naast kijken we naar de pedagogi-

sche opleiding van de trainers bij

de jongste jeugd, en of er een Hoofd

Opleiding is met het juiste niveau.

Die eisen zitten dus in de licensering

van de opleiding. Voldoe je er niet

aan, dan mag je geen zelfstandige

opleiding zijn. En zonder zelfstan-

dige opleiding kom je bijvoorbeeld

niet in aanmerking voor Europees

voetbal. Hiermee voldoen we aan de

UEFA-regelgeving. En dan geldt uit-

eindelijk: hoe groter het rendement

van je opleiding (lees: hoe groter het

aantal spelers dat, hetzij bij jouw

eigen club dan wel elders, in het

betaalde voetbal debuteert), des te

groter de financiële bijdrage is die

de club ontvangt. Met deze aanpas-

sing is dus niet langer leidend wie

het meeste investeert, maar wie de

meeste spelers aflevert aan het be-

taalde voetbal, en daarmee zijn we

zeer gelukkig.’

‘We mogen echt onze handen dichtknijpen met het niveau van de opleidingen zoals we die in
Nederland hebben.’

‘Spelertjes in de hoogste jeugd-
teams bij amateurclubs worden

vaak niet echt de beste’

52-53-54-55-56-57_artenhoogma.indd 57 22-01-20 13:46