www.devoetbal trainer.nl12
andere samenstelling of vorm kiezen.
Naast de 11:11 probeer ik spelers ook
te beïnvloeden door bijvoorbeeld een
positie- annex partijspel waarbij de
ene ploeg de bal in bezit moet houden
en de andere hem moet veroveren.
Hebben ze hem, mogen ze op twee
doelen scoren. Dit betekent dus dat de
ploeg die de bal verliest, razendsnel
de lijn naar twee doelen moet dicht-
maken, anders wordt er gescoord. Op
die manier probeer je het een tweede
natuur van spelers te maken om na
balverlies meteen om te schakelen.
Er zijn allerlei manieren om spelers
hierin te trainen, maar in 11:11 is het
voor de spelers het meest duidelijk
wat het voor hun rol betekent in een
wedstrijd.
Uiteindelijk wil je spelers in hun
kracht hebben, ze in staat stellen de
dingen te doen waarmee ze meer-
waarde voor de ploeg hebben. Heb je
een spits die veel moeite heeft met
heen-en-weer lopen tussen de 3 en
de 4 van de tegenstander, geef je hem
bijvoorbeeld een eenvoudige opdracht
die minder energie van hem vergt: zet
gewoon de 3 vast. En gaat de bal naar
de keeper, zet jij hem onder druk.
Meer niet. Simpel, en als hem dat in
staat stelt om in de aanval op het be-
slissende moment in de zestienmeter
op tijd te zijn en het verschil voor je
ploeg te maken, dan is het toch goed?
In die situatie vraagt dat wat aanpas-
sing van andere spelers. Wil je door
de as drukzetten in deze speelwijze,
heb je dus een 10 met loopvermogen
en power nodig om die afstand naar
de 4 te kunnen overbruggen.
Je kunt als trainer niet elke situatie
voorkauwen. Voetbal is een sport
met miljoenen variabele situaties. De
trainer geeft de grote lijnen aan: wat
willen we opbouwend/aanvallend, wat
willen we verdedigend/drukzettend.
Maar binnen die afspraken hangt het
altijd van de speler zelf af, of hij de
juiste keuzes maakt. Dat is ook het
leuke van voetbal, het is niet volledig
trainbaar omdat geen moment het-
zelfde is. Bij een sport als volleybal is
het veel meer gestructureerd en dus
ook veel meer tot in detail trainbaar.
Voetbal is een spel van tijd en ruimte,
en door basisvaardigheden te trainen,
kun je jezelf die wel geven. Een betere
aanname geeft meer ruimte en dus
meer tijd. Als je erin slaagt dat weg
te nemen bij de tegenstander, komt
die in de problemen. Zie de wedstrijd
tegen Heerenveen. In het begin doen
we dit goed en houden we overal de
druk erop, 2-0 voor. Daarna valt het
door verkeerde keuzes en moeite met
de intensiteit weg, binnen enkele mi-
nuten 2-2. Dat ze het aanvankelijk zo
goed doen, bewijst wel dat ze het wel
begrijpen. Nu nog negentig minuten
volhouden.’
Beter in balbezit
U zei eerder in dit gesprek, dat de mate
waarin je kunt drukzetten mede afhan-
kelijk is van de kwaliteit van je spel in
balbezit.
‘Onlangs speelden wij voor de KNVB
Beker tegen Ajax. Ik heb in voorberei-
ding op dat duel tegen mijn spelers
gezegd: ‘Ajax speelt bij balbezit met
twee man achterop en de rest in een
aanvallende positie.’ Dat kunnen ze
doen, omdat ze heel vast aan de bal
zijn. Ze raken hem weinig kwijt, waar-
door ze enerzijds weinig druk hoeven
te zetten en anderzijds minder coun-
ters tegen krijgen. Dat is een kwaliteit
waar je natuurlijk ook graag naartoe
wilt.
Voor ons lagen er desondanks kansen,
want veroveren we de bal, dan ligt er
ruimte. Maar Ajax is bij balverlies ook
slim. Want ofwel ze zitten meteen
met een groep spelers bovenop de
bal – zeg maar: de vijfsecondenregel
– en lukt dat niet, dan maken ze een
kleine overtreding. Precies wat wij
verzuimen bij de eerste tegengoal.
Wij hebben zelf de ingooi, dicht bij de
hoekvlag op de helft van Ajax. De bal
valt eruit, Ajax countert en wij ver-
liezen het duel aan de zijkant op de
middenlijn. Dan moeten we óf de bal
hebben, óf de overtreding maken. Dat
gebeurde niet, twee passes verder was
het 0-1. Zelf komt Ajax minder in die
problemen door hun kwaliteiten aan
de bal.
Hoe goed je aan de bal bent en in
hoeverre je elkaar daarin ondersteunt,
heeft ook wel met keuzes te maken.
Belangrijk bijvoorbeeld: hoe hard
speel je een bal in. Wanneer mijn
centrale verdediger de andere centrale
verdediger met een trage, slappe pass
inspeelt, hoeveel tijd heeft die dan
nog om het spel naar voren voort te
zetten en is de balbaan vooruit dan
nog wel open om de bal tussen de
linies te krijgen? Nauwelijks, want hij
krijgt na zo’n slappe pass meteen de
druk vol op zich. In dat soort dingen
moeten wij nog veel slimmer worden.
En lukt dat, zullen we langer aan de
bal blijven en minder druk hoeven te
zetten. Dan is het ook veel gemak-
kelijker vol te houden. Lukt het niet
en lijd je veel balverlies, dan kun je
een speelwijze waarbij je vooruit druk
wilt zetten, eigenlijk wel vergeten. Je
houdt het nooit vol.
Hoe wij kunnen opbouwen, hangt
altijd af van de manier waarop de
tegenstander drukzet. Daarop moet
je vervolgens anticiperen. Zet de te-
genstander met drie aanvallers druk,
dan ligt de opening vaak aan de niet-
balkant. Die probeer je dan te berei-
ken via je 6, die opendraait en het spel
verlegt. Het kan ook via de keeper, en
die mogelijkheid hebben wij natuurlijk
des te meer omdat we over een doel-
man met een prima trap beschikken.
De back die de bal ontvangt, moet
ervoor zorgen dat hij niet zó diep
gaat staan, dat hij als het ware in de
dekking loopt. Hij zal zichzelf ruimte
moeten verschaffen en de tegenstan-
der voor keuzes moeten stellen. Stapt
een middenvelder op hem uit, stapt
de back op hem door? Beide keuzes
bieden ons mogelijkheden om door te
voetballen.
Ik wil het liefst door voetbal over de
P R O F V O E T B A L
‘Voetbal kent zo veel verschillende
situaties, anders dan bijvoorbeeld
volleybal is daardoor lang niet
elke situatie tot in detail trainbaar’
06-07-08-09-10-11-12-13_sturing.indd 12 04-03-20 11:39