De Voetbaltrainer 248 – pag. 12

| |

www.devoetbal trainer.nl12

andere samenstelling of vorm kiezen.

Naast de 11:11 probeer ik spelers ook

te beïnvloeden door bijvoorbeeld een

positie- annex partijspel waarbij de

ene ploeg de bal in bezit moet houden

en de andere hem moet veroveren.

Hebben ze hem, mogen ze op twee

doelen scoren. Dit betekent dus dat de

ploeg die de bal verliest, razendsnel

de lijn naar twee doelen moet dicht-

maken, anders wordt er gescoord. Op

die manier probeer je het een tweede

natuur van spelers te maken om na

balverlies meteen om te schakelen.

Er zijn allerlei manieren om spelers

hierin te trainen, maar in 11:11 is het

voor de spelers het meest duidelijk

wat het voor hun rol betekent in een

wedstrijd.

Uiteindelijk wil je spelers in hun

kracht hebben, ze in staat stellen de

dingen te doen waarmee ze meer-

waarde voor de ploeg hebben. Heb je

een spits die veel moeite heeft met

heen-en-weer lopen tussen de 3 en

de 4 van de tegenstander, geef je hem

bijvoorbeeld een eenvoudige opdracht

die minder energie van hem vergt: zet

gewoon de 3 vast. En gaat de bal naar

de keeper, zet jij hem onder druk.

Meer niet. Simpel, en als hem dat in

staat stelt om in de aanval op het be-

slissende moment in de zestienmeter

op tijd te zijn en het verschil voor je

ploeg te maken, dan is het toch goed?

In die situatie vraagt dat wat aanpas-

sing van andere spelers. Wil je door

de as drukzetten in deze speelwijze,

heb je dus een 10 met loopvermogen

en power nodig om die afstand naar

de 4 te kunnen overbruggen.

Je kunt als trainer niet elke situatie

voorkauwen. Voetbal is een sport

met miljoenen variabele situaties. De

trainer geeft de grote lijnen aan: wat

willen we opbouwend/aanvallend, wat

willen we verdedigend/drukzettend.

Maar binnen die afspraken hangt het

altijd van de speler zelf af, of hij de

juiste keuzes maakt. Dat is ook het

leuke van voetbal, het is niet volledig

trainbaar omdat geen moment het-

zelfde is. Bij een sport als volleybal is

het veel meer gestructureerd en dus

ook veel meer tot in detail trainbaar.

Voetbal is een spel van tijd en ruimte,

en door basisvaardigheden te trainen,

kun je jezelf die wel geven. Een betere

aanname geeft meer ruimte en dus

meer tijd. Als je erin slaagt dat weg

te nemen bij de tegenstander, komt

die in de problemen. Zie de wedstrijd

tegen Heerenveen. In het begin doen

we dit goed en houden we overal de

druk erop, 2-0 voor. Daarna valt het

door verkeerde keuzes en moeite met

de intensiteit weg, binnen enkele mi-

nuten 2-2. Dat ze het aanvankelijk zo

goed doen, bewijst wel dat ze het wel

begrijpen. Nu nog negentig minuten

volhouden.’

Beter in balbezit
U zei eerder in dit gesprek, dat de mate

waarin je kunt drukzetten mede afhan-

kelijk is van de kwaliteit van je spel in

balbezit.

‘Onlangs speelden wij voor de KNVB

Beker tegen Ajax. Ik heb in voorberei-

ding op dat duel tegen mijn spelers

gezegd: ‘Ajax speelt bij balbezit met

twee man achterop en de rest in een

aanvallende positie.’ Dat kunnen ze

doen, omdat ze heel vast aan de bal

zijn. Ze raken hem weinig kwijt, waar-

door ze enerzijds weinig druk hoeven

te zetten en anderzijds minder coun-

ters tegen krijgen. Dat is een kwaliteit

waar je natuurlijk ook graag naartoe

wilt.

Voor ons lagen er desondanks kansen,

want veroveren we de bal, dan ligt er

ruimte. Maar Ajax is bij balverlies ook

slim. Want ofwel ze zitten meteen

met een groep spelers bovenop de

bal – zeg maar: de vijfsecondenregel

– en lukt dat niet, dan maken ze een

kleine overtreding. Precies wat wij

verzuimen bij de eerste tegengoal.

Wij hebben zelf de ingooi, dicht bij de

hoekvlag op de helft van Ajax. De bal

valt eruit, Ajax countert en wij ver-

liezen het duel aan de zijkant op de

middenlijn. Dan moeten we óf de bal

hebben, óf de overtreding maken. Dat

gebeurde niet, twee passes verder was

het 0-1. Zelf komt Ajax minder in die

problemen door hun kwaliteiten aan

de bal.

Hoe goed je aan de bal bent en in

hoeverre je elkaar daarin ondersteunt,

heeft ook wel met keuzes te maken.

Belangrijk bijvoorbeeld: hoe hard

speel je een bal in. Wanneer mijn

centrale verdediger de andere centrale

verdediger met een trage, slappe pass

inspeelt, hoeveel tijd heeft die dan

nog om het spel naar voren voort te

zetten en is de balbaan vooruit dan

nog wel open om de bal tussen de

linies te krijgen? Nauwelijks, want hij

krijgt na zo’n slappe pass meteen de

druk vol op zich. In dat soort dingen

moeten wij nog veel slimmer worden.

En lukt dat, zullen we langer aan de

bal blijven en minder druk hoeven te

zetten. Dan is het ook veel gemak-

kelijker vol te houden. Lukt het niet

en lijd je veel balverlies, dan kun je

een speelwijze waarbij je vooruit druk

wilt zetten, eigenlijk wel vergeten. Je

houdt het nooit vol.

Hoe wij kunnen opbouwen, hangt

altijd af van de manier waarop de

tegenstander drukzet. Daarop moet

je vervolgens anticiperen. Zet de te-

genstander met drie aanvallers druk,

dan ligt de opening vaak aan de niet-

balkant. Die probeer je dan te berei-

ken via je 6, die opendraait en het spel

verlegt. Het kan ook via de keeper, en

die mogelijkheid hebben wij natuurlijk

des te meer omdat we over een doel-

man met een prima trap beschikken.

De back die de bal ontvangt, moet

ervoor zorgen dat hij niet zó diep

gaat staan, dat hij als het ware in de

dekking loopt. Hij zal zichzelf ruimte

moeten verschaffen en de tegenstan-

der voor keuzes moeten stellen. Stapt

een middenvelder op hem uit, stapt

de back op hem door? Beide keuzes

bieden ons mogelijkheden om door te

voetballen.

Ik wil het liefst door voetbal over de

P R O F V O E T B A L

‘Voetbal kent zo veel verschillende
situaties, anders dan bijvoorbeeld

volleybal is daardoor lang niet
elke situatie tot in detail trainbaar’

06-07-08-09-10-11-12-13_sturing.indd 12 04-03-20 11:39