De Voetbaltrainer 248 – pag. 32

| |

middel van het werken met het Keu-

zebord kunnen werken aan de vaar-

digheden ‘doelen stellen’ en ‘plannen’,

in hoeverre het hen stimuleert om

zich bewust te worden van hun eigen

vaardigheden (reflecteren) en in hoe-

verre de speler autonomie ervaart op

organisatorisch en cognitief niveau.

Het onderzoek leverde interessante

inzichten op. Wij hadden verwacht

dat jonge spelers veel verschillende

motieven zouden hebben om voor een

bepaalde oefening te kiezen. Welke

oefening kiest mijn vriendje? Van

welke speler ben ik fan, wil ik liever

Ronaldo of liever Messi worden? Of

bij nog jongere kinderen, welke kleur

oefening vind ik het mooist?

Uit de interviews met spelers bleek

echter, dat spelers op een heel jonge

leeftijd al heel bewust en goed door-

dacht voor een bepaalde oefening

kiezen. Dit proces begint vaak met

het reflecteren (waar ben ik goed in,

en waar ben ik nog minder goed in?).

Zo geeft een speler aan dat hij hierbij

vooral kijkt naar zijn prestaties tijdens

wedstrijden.

Ook gaven spelers aan dat het voor

hen de voorkeur heeft om op het RVA

Keuzebord voor oefeningen te kiezen

waar zij nog beter in willen worden, in

plaats van voor oefeningen die zij al

goed kunnen.

Wanneer hun werd gevraagd hoe

zij vervolgens aan het gekozen doel

wilden werken, gaven ze aan dat ze

de oefening op het RVA Keuzebord

kiezen die past bij hun gestelde doel

(plannen).

www.devoetbal trainer.nl32

De Jeugd VoetbalTrainer

Spelers zijn dus in staat om op heel

jonge leeftijd al kritisch te kijken naar

hun eigen vaardigheden en om op

basis daarvan doelen te formuleren

en een plan te maken om aan deze

doelen te werken. Door te werken met

het RVA Keuzebord, worden spelers

gestimuleerd om deze vaardigheden

in te zetten.

Spelersboekje
Iedere speler is anders. De ene spe-

ler kan heel goed reflecteren, doelen

stellen en hiermee aan de slag gaan,

terwijl een andere speler daar veel

meer moeite mee heeft. Ook kan het

voorkomen dat spelers helemaal niet

gewend zijn om op deze manier te

werken. Zij verwachten dat, wanneer

zij op training verschijnen, de trainer

hun precies vertelt wat ze moeten

doen.

Om spelers hierbij te helpen kan met

een spelersboekje gewerkt worden

(zie de afbeeldingen op deze pagina’s,

red.). In dit spelersboekje wordt het

reflecteren, doelen stellen, plannen,

monitoren en evalueren heel expliciet

gestimuleerd. Aan het begin van een

periode van bijvoorbeeld tien weken

scoren de spelers zichzelf op verschil-

lende vaardigheden (reflecteren).

Vervolgens noteren zij aan welk doel

ze de komende drie weken willen

werken. Ook beschrijven zij op welke

manier ze dat willen gaan doen. Hoe

wil je dat gaan oefenen en hoe vaak

ga je dat doen (plannen)? Na afloop

van iedere training monitoren zij dit

leerproces. In hoeverre heb je aan je

doel gewerkt en in hoeverre heb je

inzet getoond? Iedere drie weken blik-

ken zij terug op het leerproces. Heb

je je doel bepaald, waarom is dit wel

of niet gelukt? Vervolgens kunnen zij

hun doel of strategie bijstellen.

Conclusie
Voor veel clubs is het lastig om zelfre-

gulatie bij spelers te stimuleren, om-

dat zij werken met welwillende vrij-

willigers en jonge onervaren trainers.

Zelfregulatie kan echter ook gestimu-

leerd worden door dit te integreren in

de organisatie van de training. Clubs

kunnen dit doen door bijvoorbeeld

één training per week anders in te

richten, met een spelergestuurd deel

en een trainergestuurd deel. Tijdens

dit spelergestuurde deel kan gebruik

worden gemaakt van het RVA Keuze-

bord of een vergelijkbare tool die spe-

lers stimuleert om te werken aan hun

persoonlijke doelen.

De mate van verantwoordelijkheid

die spelers krijgen in dit proces kan

enerzijds worden uitgebreid door te

werken met kijkwijzers, waarbij de

trainers enkel een ondersteunende rol

hebben. Anderzijds kunnen spelers

meer ondersteuning krijgen door te

werken met een spelersboekje.

Het vervolg
Het integreren van zelfregulatie in

de organisatie betekent niet dat een

trainer overbodig wordt. De rol van de

trainer blijft essentieel en wordt mis-

Reflecteren
Respondent (R): ‘Als je dat tijdens

de wedstrijd gewoon doet, dan weet

je toch dat je daar goed in bent. Als

je bijvoorbeeld een goal scoort, dan

weet je dat je dat goed kunt.’

Interviewer (I): ‘Als je dingen nog

minder goed kunt, hoe kom je daar

dan achter?’;

R: ‘Gewoon hetzelfde, dat kun je wel

merken in de wedstrijd en dan ga ik

er gewoon met training op oefenen.’

Doelen stellen
I: ‘Je geeft aan dat je vaak datgene

kiest waar je nog niet zo goed in

bent. Je kunt er ook voor kiezen om

juist iets te gaan doen waar je al heel

goed in bent, waarom kies je daar

meestal niet voor?’

R: ‘Nou, dat is veel handiger. Omdat

alles waar je goed in bent, daar ben

je al goed in en dan is het dus heel

makkelijk voor je en dan zoek je geen

uitdaging op.’

5 6

30-31-32-33_zelfregulatie.indd 32 04-03-20 11:43