Pagina 60 van: De Voetbaltrainer 262

www.devoetbal trainer.nl60
twee 10’en en eindigden ze de wedstrijd
zelfs met drie 10’en (afbeelding 3).’
Wat vraagt al die variatie van jullie als
trainers?
‘Het zet ons vooral aan het denken over
wat we wel en niet met de spelers be-
spreken. We hebben veel trainingsmo-
menten en de spelers zijn gedurende
de week veel op de club. Toch wil je ze
niet overvoeren met informatie. Daarin
maak je steeds afwegingen. Bepaalde
ervaren spelers met veel interesse in
tactiek vormen daarin een verlengstuk
van ons als trainers. Creatieve, intuï-
tieve spelers zitten er vaak minder op te
wachten. Daar moet je ook begrip voor
opbrengen. Niet iedereen houdt altijd
twintig minuten lang zijn aandacht er-
bij tijdens een tactische bespreking.’
Hoe is dit in vergelijking met vijf of tien jaar
geleden?
‘Het verandert absoluut. Deze generatie
is erg visueel ingesteld, en daar kunnen
wij als trainers steeds beter bij aanslui-
ten gezien alle mogelijkheden op het
gebied van video-analyse. Maar ook
daarin moet je wel weer differentiëren.
We laten sinds kort bijvoorbeeld beel-
den zien tijdens trainingen, zeker als
we tactisch trainen of werken aan de
ontwikkeling van onze speelwijze. Som-
mige spelers staan er erg voor open om
te zien hoe de onderlinge afstanden wa-
ren, of welke tegenzet een tegenstander
’Vorig seizoen begon FC Groningen tegen ons met één 10, gingen ze over op twee 10’en en eindigden ze zelfs met drie 10’en.
Dat is typisch voor hun flexibiliteit.’
deed. Maar niet iedereen. Daar moet je
ook rekening mee houden. Datzelfde
geldt voor de mate waarin je spelers
coacht tijdens een bepaalde oefening.
Niet iedereen is gelijk.’
Aanpassingsvermogen
In hoeverre staat de speelwijze gedurende
het hele seizoen min of meer vast?
‘Ik houd erg van het ontwikkelen van
de speelwijze die in grote lijnen gelijk
blijft. We verdelen de verschillende
teamfuncties in meerdere fases, waarbij
andere intenties en afspraken horen.
Richting een wedstrijd komt er gedu-
rende een week altijd een moment
waarop je daarbinnen accenten aan-
brengt op basis van de tegenstander. Dit
gebeurt vooral op detailniveau. In welke
veldbezetting speelt de tegenstander
tijdens verschillende fases in een wed-
strijd en wat zijn daarbinnen de sterk-
tes en zwaktes als team en individu?
Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?
‘Tegen sterke tegenstanders ontkom
je er niet aan je zo aan te passen dat
je bepaalde sterktes probeert lam te
leggen. Een team als Ajax is dusdanig
sterk dat je onmogelijk helemaal je
eigen plan kunt blijven volgen. Sterker
nog, richting zo’n wedstrijd kunnen de
eigen speelwijze en de aanpassingen
richting de tegenstander zelfs fifty fifty
zijn. Verwacht je sterker te zijn in een
bepaalde wedstrijd, dan is dat eerder
tachtig-twintig.
De reden daarvoor is simpel: gerichte
aanpassingen doorvoeren in het ver-
dedigen is gemakkelijker en minder
tijdrovend dan in het aanvallen. Sinds
Haller bij Ajax speelt, heeft dat bijvoor-
beeld consequenties voor onze manier
van verdedigen. Toen Ajax nog met een
andere spits speelde, was het aantrek-
kelijker om hoog druk te zetten (afbeel-
ding 4), omdat de lange bal meestal
voor ons was. Tegen Haller is dat toch
anders. Daar pas je je dan op aan. Wil je
bijvoorbeeld aanvallend aanpassingen
doen om onder de druk van Ajax uit te
spelen, dan is daar heel veel voor nodig.
Dat slijp je er niet zomaar in.’
Wat is een goed voorbeeld van een team
dat een eenduidige speelwijze heeft, maar
op een slimme manier andere accenten legt
tegen verschillende tegenstanders?
‘Ik vind NEC daarvan een goed voor-
beeld. Zij hebben echt een duidelijke
eigen identiteit, gestoeld op verzorgd
positiespel. Dat zag je vorig seizoen al
in de Keuken Kampioen Divisie en nu
opnieuw in de Eredivisie. Daarbinnen
doen ze altijd wat kleine aanpassingen
op basis van de tegenstander zonder
dat ze daarmee de ingezette weg uit het
oog verliezen.’
T A C T I E K
3
58-59-60-61_ulderink1.indd 60 01-12-21 12:08