Pagina 65 van: De Voetbaltrainer 262

D e V o e t b a l t r a i n e r 2 6 2 2 0 2 1 65
gang, de ander heeft overzicht en een
goede pass. Sowieso wordt er een be-
paald inzichtelijk vermogen van beiden
gevraagd om een goed koppeltje te vor-
men. Idealiter wil je dat ze daarnaast
ook qua persoonlijkheid complementair
zijn. Bijvoorbeeld de back als betrouw-
bare kracht en de buitenspeler als cre-
atieve geest. Functioneren als individu
kan niet meer in het huidige voetbal, en
al helemaal niet als back of buitenspe-
ler binnen 1:4:3:3.’
Stel, een buitenspeler en een back zijn bei-
den het best vanaf de zijlijn. Gaat dit nog
samen?
‘Dat beperkt je sterk in je mogelijkhe-
den. Stel bijvoorbeeld dat de keeper
de bal heeft en de buitenspeler schuin
van buiten naar binnen presst op de
centrale verdediger. Blijft de back op dat
moment breed staan, dan ontneemt hij
zichzelf daarmee de kans om naar de as
te bewegen en aanspeelbaar te worden
(afbeelding 7).’
Soms zie je dat de back en buitenspeler
beiden aan de binnenkant spelen en de mid-
denvelder naar de zijkant uitwijkt. Wat
vindt u daarvan?
‘Dat kan een goed middel zijn, maar
heeft wel veel consequenties voor de
rest van het team. Stel bijvoorbeeld dat
de linkshalf in 1:4:3:3 punt naar voren
naar de linker zijlijn uitwijkt. Dat bete-
‘Een middenvelder die naar de zijkant uitwijkt kan een goed middel
zijn, maar dat houdt wel in dat andere spelers goed oog moeten heb-
ben voor de restverdediging op het middenveld.’
De formatie 1:4:3:3 met de punt naar achteren op het middenveld,
waarbij voorin vijf spelers de verticale stroken bezetten.
kent iets voor verschillende andere spe-
lers. De rechtshalf móet ver overkomen,
omdat er anders een groot gat op het
middenveld ontstaat (afbeelding 8). De
rechtsback moet ook ver naar binnen
komen, bijvoorbeeld richting het mid-
denveld, om dat gat op te vullen. Kort-
om, een middenvelder die uitwijkt naar
de zijkant kan een interessant middel
zijn om daar vrij te komen of een over-
tal te creëren. Maar dan moeten andere
spelers daar wel heel alert op zijn,
omdat er anders grote gaten vallen die
funest zijn na balverlies.’
Hoog en centraal
Wat verwacht u van de wisselwerking tus-
sen de aanvallende middenvelder en de spits
in 1:4:3:3 punt naar voren?
‘Van oudsher geldt dat de spits bij een
voorzet naar de eerste paal beweegt
en de aanvallende middenvelder naar
de strafschopstip. En dat zij altijd te-
genovergesteld aan elkaar bewegen.
Maar in sommige situaties gaat dat
niet op.
Het kan het bijvoorbeeld slim zijn om
als spits en aanvallende middenvelder
naar dezelfde kant te bewegen. De spits
bindt de centrale verdediger aan de
balkant, waardoor die waarschijnlijk
niet doordekt op de aanvallende mid-
denvelder.
Een andere optie kan zijn dat, als de
spits zich wat laat zakken, hij naast
de aanvallende middenvelder komt te
spelen. Dan creëer je een soort vierkant
op het middenveld. De buitenspelers
kunnen dan hoog en wat centraler spe-
len om te dreigen met diepgang, wat de
centrale verdedigers waarschijnlijk in
de laatste lijn houdt.’
Wat verandert er binnen 1:4:3:3 met de
punt naar achteren in de wisselwerking tus-
sen de spits en de – in dit geval twee – aan-
vallende middenvelders?
‘Zo speel je met vijf spelers ongeveer in
dezelfde lijn, waardoor alle vijf stroken
in de lengte bezet zijn. Een variant kan
zijn dat de spits wat in de bal speelt en
beide aanvallende middenvelders juist
dreigen met diepgang (afbeelding 9).
Deze tegengestelde loopacties zorgen
voor veel verwarring bij de tegenstan-
der. Een ander voordeel is dat je een
extra speler voor het doel hebt bij een
voorzet. Een spelpatroon dat je ook
regelmatig ziet binnen deze formatie is
het inspelen van de spits en het kaat-
sen op een derde man, die de bal direct
kan diepspelen. Dit patroon biedt bin-
nen deze formatie meer variatie, omdat
de spits twee spelers onder zich heeft
om de bal op te kaatsen.’
S P E C I A L
F O R M A T I E S
8 9
62-63-64-65_ulderink2.indd 65 01-12-21 12:09