Roel Tambeur in De Voetbaltrainer 283: ‘Naast het monitoren van de belasting is het zo dat de fysiektrainer tijdens de training voornamelijk de warming-up (zie voorbeelden van 4 trainingsvormen op de pagina hiernaast, red.) geeft, iets wat door de spelers toch gezien wordt als het minder aangename gedeelte. Naast een dosis fun stoppen we er ook heel veel competitie in en je ziet gewoon dat de spelers daar voldoening uit halen. Doordat ze de vorm willen winnen, gaan ze de sprints ook tegen 100 procent uitvoeren. Er heel kort op zitten als trainer tijdens elke vorm helpt daarin. Voldoende variatie in de oefenvormen en het gebruiken van een tweede en derde bal zorgen voor nieuwe prikkels, wat een heel positieve invloed heeft op de spelers. Spelers zijn vaak net kleine kinderen en willen maar wat graag winnen. Ik probeer mijn vormen daar altijd op aan te passen. Je moet een vorm bedenken waarin niet vals gespeeld kan worden en veel controle is.’
‘De spelers doen een mobiliteitsoefening in de horde, gaan door een loopladder of doen iets anders qua snel voetenwerk en trachten dan een hoepel rond de stick te gooien. Wanneer de speler mist, moet hij de hoepel halen en terug rond de eerste stick hangen. Als het doel niet is om de oefening snel uit te voeren, vertrekt de volgende speler op het signaal van de trainer. Wil je de intensiteit verhogen dan laat je de speler vertrekken wanneer de vorige terug is. Het team dat als eerste al zijn hoepels rond de stick weet te gooien, wint.’
