In zijn tijd bij AC Milan speelde Arrigo Sacchi regelmatig een trainingsvorm 11 tegen 5. Het elftal kreeg de bal rondom de middenlijn en probeerde tot scoren te komen tegen een viermansdefensie met daarachter een doelman. Dat lijkt makkelijk, maar was het niet. De vier verdedigers van AC Milan werkten zo goed samen dat ze amper grote kansen weggaven.

Touwen

Toen De Voetbaltrainer een aantal maanden geleden op bezoek was bij AC Milan, voor een special in ons vakblad, legde Stefano Nava, trainer van de Onder 19, uit dat Sacchi de verdedigers vaak met touwen (geen elastieken dus) om liet trainen om de samenwerking te verbeteren.

Nava: ‘Sacchi verzamelde een aantal ballen rondom de middenstip. De verdedigers moesten oplopen, ‘ophouden’ of inzakken, afhankelijk van de lichaamstaal van de trainer. De volgende stap was zonder touwen spelen tegen vijf, zes, zeven tot wel elf tegenstanders. De verdedigers waren vaak in staat om de aanvallers het scoren te beletten.’

Dat had uiteraard meerdere oorzaken: de individuele kwaliteiten van de verdedigers, de onderlinge afstanden, het herkennen van het juiste moment om uit te stappen, enzovoort. Maar één aspect was misschien wel het belangrijkst: het opsluiten en terugsluiten door de defensie.

Ruimtes

De verdediging is altijd kwetsbaar in de ruimte tussen de laatste linie en de eigen doelman. Weet de tegenstander een speler te lanceren en in die zone aan de bal te krijgen, dan volgt er vaak een grote kans. Met het terugsluiten kan de defensie ervoor zorgen dat het voor de tegenstander een stuk moeilijker wordt om met diepteloopacties voor de doelman op te duiken.

Aan de andere kant is het ook noodzakelijk dat de laatste lijn niet continu achteruit loopt om de diepte eruit te halen. Dan komen de middenvelders namelijk in een grote ruimte te spelen en vallen er gaten waar de tegenstander van kan profiteren. Door op te sluiten en daarmee van de goal af te komen, kan de verdediging op het juiste moment de afstand tot de rest van het team weer verkleinen.

Moment

Bij het opsluiten en terugsluiten gaat het vooral om twee dingen: a) het kiezen van het meest geschikte moment en b) de juiste uitvoering. Voor het meest geschikte moment geldt: de tegenstander mag geen mogelijkheid hebben de bal diep te spelen vanaf een goede locatie. Kan dit wel, dan zijn lopende mensen tijdens het opsluiten bijna niet te verdedigen.

Goede momenten voor opsluiten zijn bijvoorbeeld:

  • als de bal achteruit wordt gespeeld.
  • als de bal lang onderweg is van de ene tegenstander naar de andere.
  • als een speler met zijn rug naar het doel staat en in duel is.
  • als een speler bezig is aan een dribbel en de bal ver voor zich uitspeelt.

Vervolgens komt het aan op de communicatie binnen het team om gezamenlijk vooruit te lopen. Dat kan drie meter zijn, maar ook tien. Daarbij is het zaak om dezelfde lijn te houden, want anders trekt de achterste speler de denkbeeldige buitenspellijn ongewenste naar achteren toe.

De verdedigers moeten altijd ingedraaid staan als de tegenstander wél weer de mogelijkheid heeft om de bal achter de laatste linie neer te leggen. Gaat hij (bijna) passen, dan sprint de defensie gezamenlijk een aantal meters terug. Door ingedraaid te staan, zorgt een verdediger ervoor dat hij niet eerst nog om zijn eigen as hoeft te draaien.

Een mooi voorbeeld waarin beide aspecten aan bod komen, vind je in deze video van Frankrijk. De Franse defensie kiest een goed moment om van de goal af te komen. Op het moment dat de bal weer bespeelbaar is, stapt de laatste linie een aantal meters terug, waardoor Samuel Umtiti de bal kan onderscheppen.

2 Comments

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.