Van de tekentafel naar het trainingsveld: eenmaal bepaald dat de maandagen anders ingedeeld worden voor de Middenbouw, rest de transfer naar de praktijk. Middenbouwtrainers Richard van der Lee (Onder 15) en Mitchel Jansen (Onder 13) vertellen hoe dat wordt vormgegeven. De nadruk ligt op het zelfstandig maken van de jeugdspeler: ‘Jeugdspelers die eigenaar zijn van hun eigen ontwikkeling, komen doorgaans verder dan spelers die dit minder goed beheersen.’
Richard van der Lee

Richard van der Lee maakt sinds 2017 deel uit van de Vitesse Voetbal Academie. Hij trainde in het verleden de Onder 14 en is momenteel verantwoordelijk voor Onder 15. Voordat hij in Arnhem neerstreek, was hij onder meer actief binnen de jeugdopleidingen van Willem II/RKC en Brabant United (RKC/FC Den Bosch).
Mitchel Jansen

Mitchel Jansen startte in 2016 als trainer in de Vitesse Voetbal Academie. Hij trainde in het verleden de Onder 10 en Onder 11. Sinds 2020 is hij verantwoordelijk voor de Onder 13.
Samenstelling trainingen
We hebben van Michael Jansen uitleg gekregen over de veranderde indeling van trainingen op maandag, waarbij de biologische leeftijd leidend is. Wat betekent dit voor de trainers als het gaat om de samenstelling van trainingen?
Richard van der Lee: ‘We praten over de trainingen op de maandag, dus niet op de andere dagen waarop we ‘gewoon’ met ons eigen team trainen. Op het moment dat ik als trainer op maandag een groepje krijg toegewezen om mee te werken, weet ik dat die spelers fysiek gezien in dezelfde fase verkeren: P1, P2 of P3 zoals Michael Jansen heeft uitgelegd. Echter, ik heb dan nog wel te maken met spelers die ik wellicht niet allemaal even goed ken, of van wie ik de actuele ontwikkelingen niet precies weet. Daarom overleg ik vaak kort met hun eigen teamtrainer, waardoor ik inzicht krijg in waar ze zelf mee bezig zijn of aan welke aspecten ik met hen kan werken. Veelal komen die zaken ook vanuit de speler zelf. Voorts kijk ik sterk naar het team waar de speler uit komt. Krijg ik een speler uit de Onder 13, dan is die vaak nog meer bezig met motorische vaardigheden en balvaardigheid. Zit er een speler bij uit mijn eigen Onder 15, dan zie je dat we daar al veel meer bezig zijn met positieontwikkeling en het werken in linies. In die groepen kunnen we ook aanvallers en verdedigers goed samen laten trainen, en dan voor vormen kiezen waarin ze tegenover elkaar komen te staan. Meestal zijn we dan ook met meer dan één trainer. Dan kan het voorkomen dat de ene trainer zich specifiek richt op de aanvallers, de andere op de verdedigers. Maar wel met een groep waarin de fysieke verschillen klein zijn. Het zijn groepjes van circa acht spelers. Dat brengt voor ons trainers met zich mee dat we enorm veel individuele aandacht kunnen schenken aan spelers. Deze manier van werken is vernieuwend – hetgeen aansluit bij onze vooruitstrevende visie – en vergroot de interactie tussen spelers en trainers. We maken, als we eenmaal in beeld hebben welke spelers er voor een periode van zes weken in een groep zitten, een whatsappgroep aan. Daarin kun je allerlei informatie met elkaar delen. Ik kan als trainer beelden sturen, zij kunnen dat ook aan mij of aan de andere spelers. Bovendien kijken we als trainers met meer ogen naar dezelfde speler. Zij krijgen daardoor van meer kanten informatie. Het versterkt elkaar, en het gaat ook beduidend meer leven. De spelers laten ons dit ook weten. Ze zijn er enthousiast over.’
Mitchel Jansen: ‘Het feit dat de trainers uit de oudere categorieën zich ook actief bemoeien met de trainingen, spreekt zeker de spelers uit de Middenbouw enorm aan. Deze trainers zijn hier fulltime in dienst en zij trainen op maandagochtend met de Onder 16, Onder 18 en Onder 21. In de middag ondersteunen zij bij de Middenbouw en worden ze op hun specifieke eigen ervaring ingezet. Er staan dus meerdere trainers op één groep. Dat geeft veel mogelijkheden.’
Inhoud trainingen
Wanneer we kijken naar de inhoud van de trainingen bij respectievelijk P1, P2 en P3, waarin zitten dan de onderlinge verschillen?
Mitchel Jansen: ‘Als ik kijk naar verdedigers die je laat trainen met en tegen aanvallers, dan zullen we vaak in eerste instantie vaardigheden trainen. Vervolgens zet je ze tegenover elkaar. Je kunt dan denken aan vormen als 2:1 en 3:2. Veel groter kunnen we het niet maken, want de groepjes zijn doorgaans niet groter dan pakweg acht tot tien spelers. Een week later train je wellicht minder in weerstanden, zoals afwerken of kaat- sen vanuit een spits. Denk ook aan passeerbewegingen. Bij middenvelders kijk je meer naar passing en kijkgedrag, om maar een paar voorbeelden te geven. Zij zullen vaak wat minder in weerstand trainen.’
Richard van der Lee: ‘Er is op dit moment nog geen blauwdruk van wat we binnen trainingen voor spelers in een bepaalde fysieke ontwikkelingsfase en op diverse posities precies willen doen. Dat kan een vervolgstap zijn. We weten natuurlijk per positie wél goed waar spelers veel mee te maken krijgen, in welke situaties ze doorgaans terechtkomen. Dat vloeit voort uit de spelprincipes die we in al deze teams al wel terug zien komen. Dus we moeten die vaardigheden trainen en daarna toepassen in wedstrijdvormen. Die gaan van relatief makkelijk naar steeds moeilijker. Eerst geven we ze het goede gevoel doordat het vaak lukt, daarna wordt het complexer en wordt er meer van ze gevraagd. Dat we de spelers heel vaak in herhalingen kunnen zetten, is een enorme meerwaarde. De invloed van goede trainers die de spelers in de vormen kunnen begeleiden en onderling goed kunnen schakelen, is daarbij cruciaal: wat moeten we doen om het voor de aanvallers of de verdedigers makkelijker of juist moeilijker te maken? Binnen de trainingen kunnen we direct de stappen maken.’
Waarin zitten op het fysieke terrein de grote verschillen in de vormen die je aanbiedt voor de spelers uit respectievelijk P1, P2 en P3?
Richard van der Lee: ‘Het meest moet je opletten bij spelers in P2. Dit zijn de spelers die in de groeispurt zitten, en daarom geen piekbelasting op spieren en gewrichten moeten ervaren. Dus je kijkt er bijvoorbeeld voor uit, dat ze niet vaak achter elkaar op doel moeten schieten. Dat is voor die spelers lichamelijk gezien gevaarlijk. Dit is dus heel anders dan een groep in P1, die de groeispurt nog voor de boeg heeft en fysiek gezien in feite nog wel vol belast kan worden, uiteraard op het niveau van hun leeftijd. Met de P3-jongens kun je qua belasting veel meer doen. In grote lijnen kun je stellen: bij P1 moet je minder op de belasting letten dan bij P2. In P3 kun je vervolgens een flinke stap maken. Dus als het gaat om fysieke zaken kijk je sterk naar de groeifase en deel je daarop in. Zit je eenmaal in een groep, dan kijk je sterker naar wat er op voetbalgebied voor die groep of specifieke spelers die daarin zitten, nodig is. Waarbij je natuurlijk in de P3-groep, omdat dat doorgaans toch de spelers zijn die al wat ouder zijn en vaak in Onder 15 spelen, het al weer beduidend complexer kunt maken. Je kunt al wat meer eisen en verwachten.’
Mitchel Jansen: ‘Het is zonder meer een kracht van deze aanpak dat spelers in verschillende omstandigheden, in andere groepen en met anders spelers trainen. Een jongere speler kan zich op die manier aan een oudere optrekken, die immers al wat meer vlieguren heeft gemaakt en in zijn ontwikkeling vaak verder is. Jongens van Onder 13 en Onder 14 krijgen soms ook beelden te zien van een wedstrijd in Onder 15. Zo zien ze wat er straks van hen verwacht wordt, waar ze naartoe moeten. Dat kan kort en krachtig zijn: je laat een actie zien die je bedoelt en je gaat weer aan de slag.’

Gebruik beelden
Hoe maken jullie de koppelingen tussen beelden kijken en trainingen uitvoeren?
Richard van der Lee: ‘De spelers kijken hun wedstrijden terug. Dan doen we in het programma Spiideo. Daaruit knippen ze beelden en die sturen ze ons veelal via whatsApp toe. Dat kunnen beelden zijn over aspecten waaraan ze de week ervoor gewerkt hebben en die nu tijdens de wedstrijden goed gelukt zijn: een succesmoment dus. Het kunnen ook beelden zijn van dingen waarmee ze nog moeite hebben. Het ontwikkelen gaat daardoor echt leven. Je merkt ook dat je kunt reflecteren op hetgeen ze de week ervoor getraind hebben. Als je kunt zeggen: “Kijk, vorige week hebben we dit geoefend en nu lukt het je!” dan is dat natuurlijk prachtig.’
Mitchel Jansen: ‘Ik kom in mijn groepje van middenvelders wel tegen, dat ze gezamenlijk moeten uitzoeken wat nog niet zo goed gaat. Vervolgens maken ze daarvoor zelf een oefenvorm, waardoor ze echt zelf met de materie aan de slag zijn. Die leggen ze aan de trainer voor. Eventueel kun je nog wat bijsturen, maar je begrijpt dat het voor spelers erg motiverend is als ze progressie boeken met oefeningen die ze zelf hebben samengesteld.’
Sneller zelfstandig
Nu deze werkwijze een tijdje draait, zijn de eerste conclusies positief. Waar hopen jullie als trainers te staan over pakweg twee jaar?
Mitchel Jansen: ‘We kunnen absoluut nog stappen maken. Er kan nog meer lijn komen in de oefeningen zelf en in de sporten die we eromheen aanbieden. Verder hopen we te kunnen constateren dat de spelers zich nog sneller ontwikkelen.’
Richard van der Lee: ‘Een Onder 13-speler gaat hiermee nu voor het eerst aan de slag. Je ontwikkelt daarin eigenaarschap. Maar er komen voor hem in de Middenbouw nog twee jaren achteraan. We denken dat hij daarna een zelfstandige speler zou moeten zijn. Nu zien we in sommige gevallen dat dit voor spelers onder de Onder 16 tot en met Onder 21 nog weleens lastig kan zijn: beelden kijken, hoe codeer ik, hoe communiceer ik daarover. Daardoor zul je ook zien dat spelers die deze vooropleiding in het gebruik van Spiideo niet gehad hebben, soms achterlopen op jongere spelers die daar al wel in meegelopen zijn. De aanpak waarvoor we nu kiezen, moet dat proces in een stroomversnelling brengen. Vanuit de Middenbouw willen we zelfstandige spelers opleiden die verantwoordelijk zijn voor hun eigen ontwikkeling en begrijpen wat er op hun positie vereist is. Uit Spiideo kunnen we data halen, waarmee we ook kunnen zien of de speler op zijn positie de benchmarks haalt. In het creëren van eigenaarschap is de meeste winst te boeken. De spelers die dat goed kunnen, komen doorgaans het verst.’
Trainingsvorm 1
Het trainen van het reactievermogen, in combinatie met kijkgedrag

Spelregels
• De speler in het middenvak vraagt de bal aan een van de spelers aan de zijkant.
• De speler aan de zijkant speelt de bal in en coacht in welk doeltje de speler in het middenvak moet scoren.
• De speler in het midden heeft één aanname en passt de bal vervolgens in het doeltje.
• De speler die de bal vanaf de zijkant heeft ingespeeld gaat direct naar het middenvak.
Coachopmerkingen
• ‘Gelijk scannen op welk doeltje gescoord moet worden.’
• ‘Zorgen dat de bal gelijk in de juiste richting aangenomen wordt.’
• ‘Beide benen gebruiken.’
Tip
• De spelers in het middenvak moeten verplicht met de eerste aanname de bal uit het vierkant aannemen, waar ze ook moeten scoren.
Trainingsvorm 2
Het trainen van het kijkgedrag, in combinatie met het reactievermogen

Spelregels
• Speler A dribbelt schuin in en speelt de bal naar speler B of C. Verdediger maakt keuze of hij speler A of B verdedigt.
• Speler A moet kijken welke speler vrijstaat.
• Speler B of C ontvangt de bal buiten de palen en kan scoren op de twee kleine doeltjes.
• Verdediger moet de bal afpakken en scoren op de twee kleine doeltjes aan de andere kant.
Wijze van scoren
• Pass in een van de twee kleine doeltjes.
• Afpakken en scoren op de twee kleine doeltjes aan de andere kant.
Coachopmerkingen
• ‘Over de bal kijken om te zien wij vrijkomt.’
• ‘Pass op het verste been.’
• ‘Na aanname zo snel mogelijk in het doeltje passen. (Verdediger geen kans geven om af te pakken)’
Tip
• De palen verder uit/dichter bij elkaar zetten om zo meer/minder tijd te geven. Hierdoor maak je het makkelijker/moeilijker.
Trainingsvorm 3
Het verdedigen van twee doeltjes/lijndribbel

Coachopmerkingen verdedigend:
Drukzetten op de balbezitter (voorkomen dat de bal vooruit gespeeld kan worden)
• ‘Kies steeds voor het verdedigen van de meest gevaarlijke situatie, dus probeer steeds tussen de bal en de doellijn te komen.’
Duel om de bal (poging doen de bal te veroveren)
• ‘Ga met de juiste snelheid naar de tegenstander toe, zorg dat je niet wordt uitgespeeld.’
• ‘Zorg ervoor dat de tegenstander weinig tijd heeft om een actie te maken.’
• ‘Sta ingedraaid (niet frontaal) met het gewicht op de voorvoeten; voorste been afhankelijk welke kant je de aanvaller op wilt dwingen.’
• ‘Druk op de bal houden.’
• ‘Probeer ook met eigen initiatief en schijnacties de druk op de aanvaller te vergroten, houd ze bezig.’
• ‘Blijf zoveel mogelijk oog in oog met de tegenstander, draai je rug niet naar hem toe.’
• ‘Probeer de tegenstander naar de zijkant te dwingen.’
• ‘Jaag de tegenstander op en dwing hem tot fouten.’
• ‘Kies het juiste moment om de bal af te pakken te veroveren:
- na schijnactie van de verdediger.
- wanneer tegenstander bal te ver voor zich uit speelt.’
• ‘Ga niet te snel naar de grond/maak geen overtredingen.’
• ‘Ga ingedraaid staan.’
Verdedigen makkelijker maken
• Veld smaller maken.
• Deel van de lijn waarover gedribbeld kan worden kleiner maken.
Verdedigen moeilijker maken
• Veld breder maken.
Trainingsvorm 4
Drukzetten op de balbezitter

• ‘Kies steeds voor het verdedigen van de meest gevaarlijk situatie: kom steeds tussen bal en de goal.’
• ‘Niet te snel naar de tegenstander toe, behoedzaam naderen.’
• ‘Niet te langzaam naar de tegenstander toe, want als je te lang wacht dan heeft hij tijd en ruimte om te schieten of te dribbelen.’
• ‘Blijf zoveel mogelijk oog in oog met de tegenstander, draai je rug niet naar hem toe.’
• ‘Probeer de tegenstander naar een zijkant te dwingen.’
• ‘Jaag de tegenstander op en dwing hem tot fouten.’
Duel om de bal
• ‘Kies het juiste moment om de bal te veroveren, bijvoorbeeld na een fout van tegenstander.’
• ‘Ga niet te snel naar de grond (blijf op de been).’
Verdedigen makkelijker maken
• Veld smaller maken.
• In plaats van twee goaltjes op de achterlijn één goaltje plaatsen.
Verdedigen moeilijker maken
• Veld breder en/of langer maken.
• Verdediger start halverwege het speelveld (meer tijd/ ruimte om in te dribbelen).
Tip
• Door het vanaf de zijkant inspelen van de bal door de trainer, kun je de beginsituatie sturen. Zeker in combinatie met het doorwisselen.
Trainingsvorm 5
Vanuit positie afwerken op het doel vanuit P3

Organisatie
• Linker aanvallers staan aan de linkerkant klaar.
• Spits en aanvallende middenvelders staan in het midden klaar.
• Rechter aanvallers staan aan de rechterkant klaar.
• Je kunt een dummy/paal/pylonen gebruiken, waar de spelers op af dribbelen.
Inhoud
• De linker aanvaller dribbelt op de dummy af en maakt een actie binnendoor of buitenom en probeert te scoren.
• Na het schieten schakelt de linker aanvaller gelijk om naar de as en vraagt de bal aan de spits, die zet een eentweetje op en probeert te scoren.
• Nadat de spits heeft geschoten, speelt de trainer (of een speler) de bal binnendoor op de diepgaande rechteraanvaller. De spits en linker aanvaller
kiezen positie in de zestienmeter voor de voorzet van de rechteraanvaller en proberen tot scoren te komen.
Coaching
• ‘Acties op tempo inzetten.’
• ‘Twee kanten de tegenstander passeren.’
• ‘Beide benen gebruiken met dribbelen/actie inzetten/schieten.’
• ‘Timing en samenwerking door spits en buitenspeler bij de bezetting voor het doel.’
• ‘Bij het afwerken op het doel gaat het om zuiverheid. Leren om de bal tussen de palen te schieten op de plek waar je hem wilt hebben met beide benen.’
Trainingsvorm 6
Partijvorm 3:2 / 4:3 / 5:4 aanvallers tegen verdedigers P3, vanuit positie

Organisatie
Aanvallers:
• Linker aanvallers staan aan de linkerkant klaar.
• Spits en aanvallende middenvelders staan in het midden klaar.
• Rechter aanvallers staan aan de rechter kant klaar.
Verdedigers:
• Centrale verdedigers staan in de as klaar, rondom de zestienmeterlijn.
• Rechter verdedigers staan rechts naast het doel klaar.
• Linker verdedigers staan links naast het doel klaar.
Inhoud
• Situatie 1 (tekening 6A): De spits en aanvallende middenvelders proberen zo snel mogelijk de 3:2 uit te spelen en tot scoren te komen. Als de verdedigers de bal afpakken, dan kunnen zij scoren op twee kleine doeltjes.
• Situatie 2 (tekening 6B): Nadat de 3:2 is afgelopen, speelt de rechter verdediger de linker aanvaller in en zet gelijk druk op de bal. Dan ontstaat er dus een 4:3-situatie met de spits, aanvallende middenvelders en centrale verdedigers. De aanvallers proberen zo snel mogelijk tot scoren te komen. Als de verdedigers de bal afpakken, kunnen zij scoren op twee kleine doeltjes.

• Situatie 3 (tekening 6C): Nadat de 4:3 is afgelopen, speelt de linker verdediger de rechter aanvaller in en zet gelijk druk op de bal. Nu ontstaat er een 5:4-situatie met de overige spelers. De aanvallers proberen zo snel mogelijk tot scoren te komen. Als de verdedigers de bal afpakken, dan kunnen zij scoren op twee kleine doeltjes.

Coaching
Aanvallend:
• ‘Tempo houden in het uitspelen van het overtal.’
• ‘Overtal uitspelen door middel van 2:1 of door middel van een individuele actie ruimtes creëren.’
• ‘Timing van passen is heel belangrijk.’
• ‘Kwaliteit van afwerken. Goed blijven kijken waar de keeper staat en de bal leren schieten waar je hem wilt hebben.’
• ‘Bij situatie 2 en 3 steeds snel opnieuw positiekiezen en zorgen dat de posities goed bezet blijven. Eerste paal bezet, tweede
paal bezetten en de 11/16 meter bezetten voor de terugsteekbal.
Verdedigend:
• ‘Als aanvallers bal terugspelen, gelijk vooruit stappen van je doel af.’
• ‘Kantelen, om zo elkaar goed rugdekking te kunnen geven.’
• ‘Drukmoment bepalen op de bal. Dus je man los durven laten.’
• ‘Actieve houding van de verdedigers. Op je voorvoeten, goed ingedraaid staan. Steeds goed meebewegen met de bal.’
Dit artikel is verschenen in De Voetbaltrainer 273.