Oefenstof: van positiespel naar afwerkvorm

| Marco van der Heide | Trainersnieuws

Steeds meer trainers (waaronder Julian Nagelsmann) gebruiken trainingsvormen waarin wordt gestart met een positiespel en er op een gegeven moment richting een doel wordt gespeeld in de vorm van een dynamische afwerkvorm. In dit artikel noemen we vier van deze oefenvormen.

Trainingsvorm 1

In deze oefening wordt er gestart met een positiespel 6:6 +2 op een kort, breed veld. Uiteraard kan dit ook in andere aantallen. Na minimaal tien geslaagde passes mag het team dat in balbezit is richting het doel spelen. De stippellijn fungeert daarbij als buitenspellijn. Alle 14 spelers doen in de afwerkvorm mee in het aanvallen of verdedigen (dus ook de neutrale spelers).

Trainingsvorm 2

In deze vorm wordt er ook gestart met een positiespel in het midden, maar kan er twee kanten op worden gespeeld. In de tekening heeft het blauwe team balbezit. Dat betekent dat één speler van blauw in het kleine middenvak komt. De twee gele spelers staan op de zijden links en rechts op de tekening. Van rood en geel mag geen enkele speler in dit kleine middenvak komen, van blauw slechts één speler (wie dit is, verschilt). Nadat de middenman is bereikt, mag het balbezittende team aan beide kanten scoren. Opnieuw wordt er in de afwerkvorm gespeeld met buitenspel.

Trainingsvorm 3

Een van de meest vereenvoudigde vormen van positiespel is de 3:1. Dit kan een geschikte vorm zijn, maar het doel is vooral rondspelen en niet richting een bepaald doel gaan. In deze vorm wordt er in het beginvak gestart met 3:1. Direct mag het drietal richting het doel spelen. Het verschil met een reguliere afwerkvorm als 3:1+K is dat het drietal maximaal 2x mag raken en de bal moet blijven rollen. Als de verdediger de bal verovert, wordt er gewisseld van verdediger en/of start een ander viertal een nieuwe aanval. Een methodische stap is spelen met 1-2x raken (na 2x volgt altijd 1x) of zelfs verplicht 1x raken.

Trainingsvorm 4

In het middenvak wordt gestart met een positiespel 3:3 +1. Op het moment dat elke speler van het balbezittende team de bal heeft geraakt óf er 10x is rondgespeeld, mag er richting het doel worden gespeeld. Dit gebeurt altijd via een pass richting een van de vier hoeken op een gele speler in de zijstrook (het mag richting beide kanten). Die speler heeft maximaal 1x raken en geeft de bal voor. Alle zeven spelers in het middenvak sluiten bij als het positiespel overgaat in een afwerkvorm.

Wil je meer inspiratie voor oefenstof? Onze TrainingsPlanner bevat ruim 1.000 trainingsvormen, 500 complete trainingen en 15 leerlijnen.

Gerelateerd
Trainersnieuws

FC Barcelona: Het leiding geven aan een topjeugdopleiding

Trainersnieuws

Lopdrup (Brøndby): Tegenstander speelt ondergeschikte rol

Trainersnieuws

Bas Sibum: Spelers als een trainer leren denken